This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
GGZ oefen toets
Slide 1 - Slide
Geef aan of de volgende stelling juist of onjuist is.
“Institutionalisering wil zeggen dat mensen met psychiatrische aandoeningen steeds meer gehuisvest worden in kleine instituten waarin opvang en behandeling mogelijk is.”
A
Juist
B
Onjuist
Slide 2 - Quiz
De overheid heeft 5 functies beschreven van de huidige geestelijke gezondheidszorg. Welke 5 functies heeft de overheid beschreven van de huidige geestelijke gezondheidszorg?
A
A. Behandeling, begeleiding, verpleging en verzorging, bescherming en relatietherapie.
B
B. (collectieve) preventie, behandeling, begeleiding, verpleging en verzorging en bescherming.
C
C. (collectieve) preventie, behandeling, begeleiding, dagbesteding en bescherming.
Slide 3 - Quiz
De geestelijke gezondheidszorg heeft een aantal voorzieningen. Eén daarvan is de tweedelijns geestelijke gezondheidszorg. Geef aan of de volgende stelling over de tweedelijns geestelijke gezondheidszorg juist of onjuist is. “De tweedelijns gezondheidszorg is specialistisch en is er voor de zwaardere psychiatrische problematiek.”
A
Juist
B
Onjuist
Slide 4 - Quiz
Geef bij de volgende casus aan om welke hoofdstroming het gaat.
Henk groeit op bij zijn ouders. Zijn moeder is echter altijd depressief geweest en maakt overmatig gebruik van drank. Zijn vader was altijd aan het werk en had nooit tijd voor Henk. Daarom was Henk vaak buiten op straat te vinden. Hij heeft nooit een goede band opgebouwd met zijn ouders. Vaak kwam hij in de problemen door vernieling en diefstal. Op zijn 13e werd hij voor het eerst opgepakt door de politie. Hij had en wapen bij zich. De rechter heeft gevraagd om een psychiatrisch onderzoek. Het blijkt dat Henk een antisociale persoonlijkheidsstoornis heeft.
A
Psychologisch model
B
Biopsychosociaal model
C
Biologisch model
Slide 5 - Quiz
Er zijn 7 psychische functies bij de functionele psychopathologie. Wat hoort er bij stoornissen in de expressie en psychomotoriek?
A
A. Stoornissen in helderheid.
B
Stoornissen in oriëntatie.
C
Overactiviteit en onderactiviteit.
Slide 6 - Quiz
“Een hallucinatie is het waarnemen van iets wat er voor anderen niet is en een illusie is een vervorming van wat je waarneemt.”
A
Juist
B
Onjuist
Slide 7 - Quiz
Welke uitspraak over wanen is juist?
A
Een waan komt plotseling opzetten. Hierdoor zijn wanen ook zo verrassend.
B
Iemand met een waan is niet te overtuigen van zijn ongelijk.
C
Bij een schuldwaan denkt iemand dat alles met hem te maken heeft.
Slide 8 - Quiz
Schizofrenie is een psychiatrische ziekte die zich kenmerkt door het optreden van langdurige of meerdere ...
A
Hallucinaties
B
Wanen
C
Psychoses
Slide 9 - Quiz
Wanneer wordt er gesproken van een persoonlijkheidsstoornis?
A
A. Als de cliënt langdurige denk,- belevings- en gedragspatronen heeft die niet passen binnen de omgeving waarvan hij deel uitmaakt.
B
A. Als de cliënt kortdurige denk,- belevings- en gedragspatronen heeft die niet passen binnen de omgeving waarvan hij deel uitmaakt.
C
A. Als de cliënt langdurige denk,- belevings- en omgangspatronen heeft die niet passen binnen de omgeving waarvan hij deel uitmaakt.
Slide 10 - Quiz
Wat is een somatoforme stoornis?
A
A. Wanneer iemand door lichamelijke klachten onbewust een stoornis ontwikkelt.
B
Wanneer je onbewust lichamelijke klachten ontwikkelt
door een psychische oorzaak.
Slide 11 - Quiz
Wat is hospitalisatie?
Slide 12 - Open question
Wat is functionele psychopathologie?
Slide 13 - Open question
Noem een eenpolige stemmingsstoornis
Slide 14 - Open question
Wat is een pervasieve ontwikkelingsstoornis? Noem een voorbeeld.
Slide 15 - Open question
Noem een gedragsstoornis
Slide 16 - Open question
Waarom is het belangrijk om vroeg te starten met het behandelen van gedragsproblematiek?