Les_5_periode_2

• Duits
• MBO
• Studiejaar 3

Les_6_periode_3

veelgemaakte fouten bij Duits schrijven

Fragen LessonUp

Groene vragen: formulier

Gele vragen: briefkaart

blauwe vragen: e-mail

oranje vragen: positief/negatief schrijfopdracht/ stel jezelf voor

Wat moet je invullen bij "Anrede"

1. Herr of Frau
2. Heerhugowaard
3. 1702AJ
4. Niederlande

Wat moet je invullen bij "PLZ"

1. Herr of Frau
2. Heerhugowaard
3. 1702AJ
4. Niederlande

Wat moet je invullen bij "Ort"

1. Herr of Frau
2. Heerhugowaard
3. 1702AJ
4. Niederlande

Wat moet je invullen bij "Land"

1. Herr of Frau
2. Heerhugowaard
3. 1702AJ
4. Niederlande

Wat is volwassene in het Duits?

1. Volwuschene
2. Kinder
3. Volwassen
4. Erwachsene

Wat is een mobiele telefoon in het Duits?

1. Handy
2. mobieltje
3. Mobil
4. Telefon

Wat is Inge in het Duits?

1. Vorname
2. Nachname
3. Geburtsdatum
4. Unterschrift

Wat is Van der Kloet in het Duits?

1. Vorname
2. Nachname
3. Geburtsdatum
4. Unterschrift

Hoe schrijf je "maart" in het Duits

1. Märt
2. März
3. märz
4. Marsch

Wat is goed?

1. Mein Party ist Samstag 15. Mai
2. Mein Party ist Samstag 15. mai
3. Mein Party ist samstag 15. Mai
4. Mein Party ist Samstag 15 Mai

Wat is een goed begin van opdracht 1

1. Lieber Vater,
2. Liebe Vater
3. Liebe Familie,
4. Sehr geehrte Familie

Hoe ga je verder?

Lieber Vater,

1. Endlich sind wir auf Kuba angekommen.
2. endlich sind wir auf Kuba angekommen.

Het vliegtuig had bij vertrek al twee uur vertraging. Hoe vertaal je het woordje "al" in het Duits?

Das Wetter ist.........
Hoe vertaal je het woordje "mooi" in het Duits?

Het vliegtuig had bij vertrek al twee uur vertraging.

In welke tijd moet de zin worden geschreven?

1. tegenwoordige tijd
2. verleden tijd

Het vliegtuig had bij vertrek al twee uur vertraging.

Das Flugzeug ______ beim Abflug schon zwei Stunden Verspätung.

1. hat
2. hatte
3. hast
4. hattest

Je stuurt nu de beloofde sigaren. Hoe vertaal je het woordje "nu" in het Duits.

Nu stuur ik jullie de beloofde sigaren.

Jetzt schicke ich ______ die verprochenen Zigarren.

1. euch
2. ihr
3. euer
4. hattest

Ik heb een foutje gemaakt.

Hoe eindig je opdracht 1?

1. Liebe Grüsse, Inge
2. Liebe Grüsse Inge

Hoe zeg je "gisteren" in het Duits

Hoe zeg je "morgen" in het Duits

Hoe zeg je "vandaag" in het Duits

Hoe zeg je "vanmiddag" in het Duits

Hoe zeg je "vanavond" in het Duits

hoe zeg je "helaas" in het Duits

1. leider
2. später
3. immer
4. jetzt

hoe zeg je "later" in het Duits

1. leider
2. später
3. immer
4. jetzt

hoe zeg je "altijd/steeds" in het Duits

1. leider
2. später
3. immer
4. jetzt

hoe zeg je "nu" in het Duits

1. leider
2. später
3. immer
4. jetzt

Schrijfopdracht 4

Wat moet je invullen bij "Anrede"

1. Herr of Frau
2. Heerhugowaard
3. 1702AJ
4. Niederlande

Wat moet je invullen bij "PLZ"

1. Herr of Frau
2. Heerhugowaard
3. 1702AJ
4. Niederlande

Wat moet je invullen bij "Ort"

1. Herr of Frau
2. Heerhugowaard
3. 1702AJ
4. Niederlande

Wat moet je invullen bij "Land"

1. Herr of Frau
2. Heerhugowaard
3. 1702AJ
4. Niederlande

Hoe schrijf je "maart" in het Duits

1. Märt
2. März
3. märz
4. Marsch

Wat is goed?

1. Mein Party is Samstag 15. Mai
2. Mein Party is Samstag 15. mai
3. Mein Party is samstag 15. Mai
4. Mein Party is Samstag 15 Mai

Schrijfopdracht 5

Hoe kon Herr Hauptmann zich identificeren

1. Kreditkartennummer
2. E-ticketnummer
3. Vielfliegernummer

Wat betekent Betreff in een e-mail?

1. onderwerp
2. ontvanger
3. afzender