Horizon College
Word de beste versie van jezelf

H9 Betalen tijdens het winkelen

H9 Betalen tijdens het winkelen
Betalen met een pinpas
Hoe je contant moet betalen
1 / 54
next
Slide 1: Slide
RekenenPraktijkonderwijsLeerjaar 1

This lesson contains 54 slides, with interactive quizzes, text slide and 6 videos.

time-iconLesson duration is: 40 min

Items in this lesson

H9 Betalen tijdens het winkelen
Betalen met een pinpas
Hoe je contant moet betalen

Slide 1 - Slide

Welke kleren kun je
kopen voor €50,-?

Slide 2 - Mind map

In 9 huishoudens staan 18 fietsen voor de deur. Hoeveel fietsen heb je in totaal bij 6 huishoudens?

Slide 3 - Open question

In iedere 18 schooltassen zitten 3 potloden. Hoeveel tassen heb je nodig voor 10 potloden?

Slide 4 - Open question

Als je per 2 brieven 12 euro aan postzegels nodig hebt, hoeveel euro aan postzegels heb je dan voor 5 brieven nodig?

Slide 5 - Open question

Iedere 4 minuten komen er 2 auto's langs. Hoeveel minuten gaan voorbij als er 9 auto's zijn langsgekomen?

Slide 6 - Open question

6

Slide 7 - Video

00:50
Hoe zou je een nieuwe pincode kunnen onthouden? (Het zijn 4 cijfers)

Slide 8 - Open question

01:03
Kun je €14,- uit een pinautomaat halen?
A
ja
B
nee
C
dat kan wel maar dan moet je kiezen voor 'ander bedrag'

Slide 9 - Quiz

01:48
Een bedrag uit een pinautomaat is altijd een meervoud van €10,-
A
klopt
B
klopt niet

Slide 10 - Quiz

02:17
Hoe vaak haal jij geld uit een geldautomaat?
nooit
dagelijks
wekelijks
maandelijks
een paar keer per jaar

Slide 11 - Poll

02:47
Welk icoontje geeft aan dat je contactloos kunt betalen?
A
B

Slide 12 - Quiz

03:09
'een lager saldo'
Wat betekent saldo?
A
Het geld wat je hebt uitgegeven
B
Het geld wat je hebt verdiend
C
Het geld wat op je rekening staat

Slide 13 - Quiz

welk biljet kies je?
€ 41,98

Slide 14 - Drag question

€ 38,-

Slide 15 - Drag question

Sam gaat naar de elektronica winkel en koopt het volgende:
Een laptop voor € 200,-
Een draadloze muis voor € 25,-
Een laptoptas voor € 55,-
A
€280,-
B
€290,-
C
€255,-
D
€270,-

Slide 16 - Quiz

Noud gaat naar de snoepwinkel en koopt het volgende:
3 zuurstokken voor in totaal € 9,-
2 repen chocola voor in totaal € 5,-
5 lolly's voor in totaal € 11,-

A
€ 24,-
B
€ 20,-
C
€ 25,-
D
€ 26,-

Slide 17 - Quiz

Een atlas: € 17,-
Twee boeken: € 20,- per stuk
Vijf boekenleggers: € 3,- per stuk
Een agenda: € 12,- Hoeveel euro is dit samen?

Slide 18 - Open question

Een zonnebril: € 55,-
Een bril op sterkte: € 110,-
Twee brillenkokers: € 20,50 per stuk

Slide 19 - Open question

Een bank: € 800,-
Twee stoelen: € 150,- per stuk
Een kleed: € 140,-
Een salontafel: € 555,-

Slide 20 - Open question

6

Slide 21 - Video

00:58
Wat zou jij kiezen?
A
koffie €1,-
B
koffie+muffin €4,-

Slide 22 - Quiz

01:29
Waarom kopen de klanten alleen de koffie?

Slide 23 - Open question

02:02
Wat zou jij veranderen als je de verkoper was?

Slide 24 - Open question

02:16
Wat is nu de beste deal?
koffie€ 1,-
Muffin€ 3,95
Koffie + Muffin € 4,-

Slide 25 - Poll

04:09
Hoe duur is de koffie van de 'super-deal'?
A
€1,-
B
€2,-

Slide 26 - Quiz

04:09
Hoe duur is alléén de koffie?
A
€1,-
B
€2,-
C
anders

Slide 27 - Quiz

Drie games halen, twee betalen!
Je gaat naar de winkel en koopt dan ook drie games van
€ 19,95 per stuk.
Hoeveel euro korting krijg je?
A
€ 39,90
B
€ 19,95
C
€ 20,95
D
€ 59,85

Slide 28 - Quiz

Drie paar badslippers halen, twee paar betalen!
Diede gaat naar de winkel en koopt voor het hele gezin bandslippers.
Ze koopt 6 paar slippers voor € 4,50 per paar.
Hoeveel euro korting krijgt Diede?
A
€ 9,-
B
€ 8,-
C
€ 18,-
D
€ 27,-

Slide 29 - Quiz

Lennard koopt bij de dierenwinkel 6 zakken konijnenvoer van € 2,50 per stuk.
De dierenwinkel heeft een speciale actie:
3 zakken konijnenvoer halen, 2 betalen!
Hoeveel euro korting krijgt Lennard?
A
€ 6,-
B
€ 5,-
C
€ 15,-
D
€ 10,-

Slide 30 - Quiz

3

Slide 31 - Video

00:32
Wat is het voordeligst?
2kilo voor €5,- óf 1,5kilo voor €3,-
2kilo voor €5,-
1,5kilo voor €3,-
Ik heb geen idee

Slide 32 - Poll

01:54
5 : 2 =

Slide 33 - Open question

02:52
Wat is voordeliger?
14 appels voor €4,20
10 appels voor €2,80
ik heb geen idee

Slide 34 - Poll

Beide winkels hebben hetzelfde product in de aanbieding.

Winkel A: 2 voor € 10,-
Winkel B: 3 voor € 21,-
Welke winkel is het goedkoopst?
A
Winkel A
B
Winkel B
C
Beide even duur

Slide 35 - Quiz

Beide winkels hebben hetzelfde product in de aanbieding.

Winkel A: 2 voor € 20,-
Winkel B: 4 voor € 36,-
Welke winkel is het goedkoopst?
A
Winkel A
B
Winkel B
C
Beide even duur

Slide 36 - Quiz

Beide winkels hebben hetzelfde product in de aanbieding.

Winkel A: 3 voor € 21,-
Winkel B: 5 voor € 20,-
Welke winkel is het goedkoopst?
A
Winkel A
B
Winkel B
C
Beide even duur

Slide 37 - Quiz

Beide winkels hebben hetzelfde product in de aanbieding.

Winkel A: 5 voor € 50,-
Winkel B: 10 voor € 80,-
Welke winkel is het goedkoopst?
A
Winkel A
B
Winkel B
C
Beide even duur

Slide 38 - Quiz

Slide 39 - Video

Let jij erg op aanbiedingen?
Nee
Ja
Soms wel, soms niet

Slide 40 - Poll

Beide winkels hebben hetzelfde product in de aanbieding.
Winkel A: 2 voor € 4,-
Winkel B: 4 voor € 10,-
Hoeveel goedkoper is winkel A bij vier producten?
A
€ 2,-
B
€ 4,-
C
€ 6,-
D
€ 8,-

Slide 41 - Quiz

Beide winkels hebben hetzelfde product in de aanbieding.
Winkel A: 4 voor € 16,-
Winkel B: 6 voor € 30,-
Hoeveel goedkoper is winkel A bij zes producten?
A
€ 16,-
B
€ 14,-
C
€ 24,-
D
€ 6,-

Slide 42 - Quiz

Beide winkels hebben hetzelfde product in de aanbieding.
Winkel A: 2 voor € 16,-
Winkel B: 5 voor € 20,-
Hoeveel goedkoper is winkel B bij vijf producten?
A
€ 36,-
B
€ 40,-
C
€ 20,-
D
€ 4,-

Slide 43 - Quiz

2

Slide 44 - Video

01:24
'impuls-aankopen' zijn ...
A
Dingen die je niet van plan was te kopen
B
dingen die op je boodschappenlijst staan
C
Leuke aanbiedingen

Slide 45 - Quiz

03:58
Wat is voordeliger?
A
2 pakken voor €1,80
B
1 pak voor €0,59

Slide 46 - Quiz

Welke truc kende jij nog niet?

Slide 47 - Open question

Je krijgt elke week € 3,- zakgeld.
Je wilt een game kopen van € 18,-.
Hoelang moet je sparen om de game te kunnen kopen?

Slide 48 - Open question

Je krijgt elke week € 2,50 zakgeld.
Je wilt een t-shirt kopen van € 20,-.
Hoelang moet je sparen om het t-shirt te kunnen kopen?

Slide 49 - Open question

Je krijgt elke week € 5,50 zakgeld.
Je wilt een hoesje voor je mobiele telefoon kopen van € 33,-
Hoelang moet je sparen om het hoesje te kunnen kopen?

Slide 50 - Open question

Slide 51 - Video

Noteer het bedrag in cijfers (denk ook om het euroteken)

achtentwintig euro vijfenzestig

Slide 52 - Open question

Noteer het bedrag in cijfers (denk ook om het euroteken)

honderdvijf euro negentien

Slide 53 - Open question

Heb je nu meer kennis over 'betalen in een winkel'?
😒🙁😐🙂😃

Slide 54 - Poll