Horizon College
Word de beste versie van jezelf

KR-COPD-PAAF

Klinisch redeneren 
1 / 39
next
Slide 1: Slide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 4

This lesson contains 39 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Klinisch redeneren 

Slide 1 - Slide

Vorige week had meneer Baran een afspraak bij de longarts. Daar kreeg hij de diagnose COPD, Gold 3. De longarts heeft andere inhalatiemedicijnen voorgeschreven. En meneer krijgt nu 1.5 liter zuurstof via een concentrator, voor 24 uur per dag.

Stap 1: oriëntatie op de situatie 
Zijn er vragen over de situatie schets?

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Hoe gaat het? 
a. Hoe gaat het met meneer Baran?
b. Beoordeel de situatie op grond van klinisch beeld/ voorgeschiedenis en geef je aanbevelingen. (je kunt hiervoor indien gewenst een bijpassende redeneerhulp inzetten)

Slide 3 - Slide

Je kunt hier afhankelijk van de situatie allerlei redeneerhulpen voor inzetten. 
Van een MEWS, het langslopen van gezondheidspatronen, of het spinnenweb van Huber enz. 
Medicatie meneer Baran, werking, bijwerking en aandachtspunten uit van de medicatie.


• Ventolin 100mcg/dosis 4werking, bijwerking en aandachtspunten uit van de medicatie. x dd 2 pufjes
• Ipratopium 40 mcg, 3 – 4 dd 1 pufje
• Salmeterol/Fluticason 25/50mcg, 2 dd 2 pfs
• Sintrom, 1 dd p.o trombosedienst

Slide 4 - Slide

Ventolin inhalatie, verneveling.
Bijwerking:
Irritatie van mond en keel en van gaatjes in uw gebit (cariës). Spoel altijd uw mond nadat u heeft geïnhaleerd.
Hartkloppingen, trillende handen of hoofdpijn.

Ipratopium 40 mcg pufjes
Werking:
Verwijdt de luchtwegen. Het vermindert de verkramping in de luchtwegen, waardoor de ademhaling makkelijker gaat.
Bijwerkingen:
Hoofdpijn, duizeligheid, droge mond.

Seretide
Werking:
Combinatiemiddel
Salmeterol verwijdt vernauwde luchtwegen. Fluticason remt ontstekingen en beschermt de luchtwegen tegen prikkels die benauwdheid veroorzaken. De combinatie vermindert benauwdheid en voorkomt nieuwe aanvallen van benauwdheid.

Bijwerking:
Schimmelinfecties in de mond

Sintrom of Acenocoumarol
Werking
Acenocoumarol zorgt ervoor dat bloed minder makkelijk samenklontert (antistollingsmedicijn). Hierdoor is minder kans op trombose.

De trombosedienst controleert uw stolling.
Bijwerkingen
Bloeduitstortingen
Inwendige bloedingen
Soms overgevoeligheid met een huidreactie.

Welke medicatie heeft extra hoog risico op schimmel in de mond?
A
Ventolin
B
Ipatopropium
C
Fluticason
D
Sintrom

Slide 5 - Quiz

Seretide
Werking:

Combinatiemiddel
Salmeterol verwijdt vernauwde luchtwegen.
 remt ontstekingen en beschermt de luchtwegen tegen prikkels die benauwdheid veroorzaken. De combinatie vermindert benauwdheid en voorkomt nieuwe aanvallen van benauwdheid.

Bijwerking:
Schimmelinfecties in de mond



Welke medicatie geeft snel hartkloppingen?
A
Ventolin
B
Ipatopropium
C
Fluticason
D
Sintrom

Slide 6 - Quiz

Ventolin inhalatie, verneveling.

Bijwerking:
Irritatie van mond en keel en van gaatjes in uw gebit (cariës). Spoel altijd uw mond nadat u heeft geïnhaleerd.
Hartkloppingen, trillende handen of hoofdpijn.
Parameters meneer Baran

De volgende vitale functies zijn gemeten:
  • RR: 170/95 mmHG
  • Pols: 110 onregelmatig
  • Ademhaling: 12/min met een expiratoire stridor
  • Saturatie: 89% (zonder zuurstof)
  • Temperatuur: 36.8 graden celcius.

Slide 7 - Slide

Bij de volgende dia's zullen we aan de hand van het ABCDE-assessment de situatie langslopen. 
Welke observaties hebben we bij de A of ademweg en waar kunnen we nog naar kijken?

Slide 8 - Open question

Naast de punten beredeneren we ook wat we zien. Is deze parameter normaal of afwijkend? Is het compenseren of een probleem? 

Open en controleer de ademweg!
Observatiepunten (de bolt hebben we de overige kunnen we extra observeren) 
  • Spreekt de patiënt wel/niet;
  • Corpus alienum;
  • Bloedingen/ braaksel;
  • Oedeem;
  • Kijkt naar borstkas/of buikbewegingen;
  • Luister naar geluiden van de ademhaling;
  • Voel naar de ademtocht
  • Opmerkingen: snurken is het geluid van een vibrerende huig; hinderlijk maar in principe ongevaarlijk.
  • Een snurkend respiratoir systeem, bij bewusteloosheid door de tong, is wel gevaarlijk.
  • Ademobstructie-geluiden zijn vooral goed hoorbaar bij inspiratie.
  • Een hoge obstructie geen een inspiratoire stridor, dus een stridor bij de inademing
  • Een lage obstructie een expiratoire stridor, een stridor bij de uitademing.
Verdachte ademgeluiden
  • Een snurkende ademhaling bij bewusteloosheid door de tong;
  • Gieren bij: pseudokroep, bronchospasme;
  • Stridor bij: laryngospasme, glottisoedeem, epiglottites; corpus aliënum.
  • Gorgelen bij: braaksel, bloedstolsels, slijm e.d.
Let op: een ademstilstand hoor je niet! 

Welke observaties hebben we van de C of circulatie en welke kunnen we extra gaan observeren?

Slide 9 - Open question

Naast de punten beredeneren we ook wat we zien. Is deze parameter normaal of afwijkend? Is het compenseren of een probleem? 

We hebben de volgende parameters 
  • RR: 170/95 mmHG
  • Pols: 110 onregelmatig
We kunnen de volgende nog observeren.
  • De regelmaat van de pols (regelmatig of onregelmatig)
  • De gelijkmatigheid: is elke slag gelijk gevuld.
  • De kracht van de pols: normaal, hard, week (zacht)
  • urineproductie
  • halsvenen
  • capillaire refill
  • Kleur van de periferie.





Welke observaties hebben we bij de B of breathing (ademhaling) en wat kunnen we nog extra observeren?

Slide 10 - Open question

Naast de punten beredeneren we ook wat we zien. Is deze parameter normaal of afwijkend? Is het compenseren of een probleem? 

De donker gekleurde hebben we de overige kunnen we extra observeren. 
  • De frequentie van de ademhaling
  • De saturatie.
  • De diepte van de ademhaling
  • De regelmaat van de ademhaling
  • Het ademhalingspatroon.
  • Geur
  • Huidskleur
  • Symmetrie 
  • Ademarbeid 
  • Gebruik hulp-ademhalingsspieren


Observaties bij de D of disabylity? / bewustzijn. Hebben we al wat?

Slide 11 - Open question

Bij de D meten we het bewustzijn en de glucose! 

De AVPU is een methode om het bewustzijn te bepalen.
Letter Betekenis Uitleg: Het slachtoffer:
  • A Alert is bewust van omgeving en tijd.
  • V Verbal reageert op aanspreken maar niet op de omgeving.
  • P Pain reageert alleen op pijnprikkels.
  • U Unresponsive reageert nergens meer op en is bewusteloos.



Observaties bij de E of Exposure?
Wat valt hieronder en wat hebben we?

Slide 12 - Open question

E: Exposure/Environment (blootstelling/omgevingsfactoren)

Hierin valt het top-tot-teenonderzoek en de handelingen die betrekking hebben op (het voorkomen van) koude- en warmteletsels, alsmede het verzorgen van wonden, kneuzingen, breuken en andere letsels.
Stap 2. klinische problematiek en prioriteiten 
a. Beschrijf in het kort de medische diagnose en pathologie.
b. Loop de Mindmap ademhaling langs, bij welk onderdeel ligt het probleem denk je? (Zakboekje Klinisch redeneren)
c. Zijn er ander Mindmaps die ook prioriteit hebben? Zo ja, welke? (Zakboekje Klinisch redeneren)

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Wat weet je van COPD?

Slide 14 - Open question

This item has no instructions

Slide 15 - Link

Wanneer je wilt weten wat de verschillend zijn tussen COPD en Astma kun je het schema invullen m.b.v. de literatuur. 
Deze is nu te vinden in de map teams op je klassensite.

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Welke andere MindMaps dienen aandacht?

Slide 17 - Open question

This item has no instructions

Vervolg casus
Nu je met meneer Baran en zijn zoon praat, hoor je dat meneer Baran een vervolgafspraak heeft gemaakt. De longarts wil een onderzoek doen om zijn longen verder te kunnen beoordelen. Meneer Baran wordt uitgenodigd voor de volgende onderzoeken: x-thorax, longfunctieonderzoek, bloed/lab: Hb, Ht, Na, K, creat, ureum, Astrup.

Slide 18 - Slide

Aan de hand van de volgende dia's zullen we de verschillende onderzoeken langslopen en eventuele onduidelijkheden bespreken. 
Stap 3. Aanvullend klinisch onderzoek en observaties
a. Onderzoek wat deze onderzoeken inhouden, vertaal dit zo dat je het kunt uitleggen aan meneer Baran en/of zijn zoon.
b. Wat is onze rol als verpleegkundige bij deze stap?
c. Heb je nog leervragen?


Slide 19 - Slide

This item has no instructions

Een x-thorax is een rontgenfoto. Wat is hierop te zien?
A
Longen en hart
B
Longen, hart en botstructuren
C
Longen, hart, botstructuren en bloedvaten
D
Alle eerder genoemde en bloedstolsels en kanker

Slide 20 - Quiz

röntgenfoto van de borstkas. Op een thoraxfoto zijn de longen, het hart en de botstructuur (ruggenwervels, ribben, sleutelbeen) eromheen te zien. Röntgenstraling is een elektromagnetische straling,die ook wel X-straling wordt genoemd, thorax is de medische benaming voor borstholte.
bron: www.ziekenhuis.nl-onderzoek, geraadpleegd maart 2021

Slide 21 - Slide

Een thoraxfoto is een röntgenfoto van de borstkas (thorax) waarop het hart en de longen zich aftekenen. 

Vaak is de thoraxfoto in het ziekenhuis het eerste beeldvormend onderzoek, maar vrijwel nooit het enige. Andere beeldvormende onderzoeken – zoals een echo van het hart – geven meer bruikbare informatie. 

Vooral  de vorm en de grootte van het hart beoordelen, en de aanwezigheid van vocht in de longen. Makkelijk is dat niet, want een thoraxfoto is eigenlijk niet meer dan een vage afschaduwing.
Welke longfunctie-onderzoeken ken je?

Slide 22 - Open question

Longfunctie-onderzoek
Tijdens een longfunctieonderzoek of longfunctietest wordt onderzocht waarom bepaalde longfuncties verstoord zijn.  

Er zijn verschillende longfunctieonderzoeken
  • Spirometrie (meting hoeveel lucht een zorgvrager rustig in- en uit kan ademen)
  • Histaminetest (onderzoek naar de prikkelbaarheid van de luchtwegen)
  • lichaamsplethysmograaf (body box) (onderzoek naar de luchtweerstand of ademweerstand)
  • diffussietest (meten opnamesnelheid van zuurstof aan het bloed)
  • longergometrie (hoe functioneren de longen bij inspanning)
Bij COPD kunnen meerdere functies verstoord zijn van de longfuncties.

Slide 23 - Video

This item has no instructions

Heb je nog vragen over bloedwaarden?

Slide 24 - Open question

Zie voor normaalwaarden zakboekje ProActive Nursing.
Zie; https://labuitslag.nl/klinische-chemie/

Hemoglobine is een eiwit dat in het bloed voorkomt en het een rode kleur geeft. Het is een belangrijk deel van rode bloedcellen (erytrocyten) en zorgt voor het transport van zuurstof door het lichaam. 

Hematocriet is een maat voor de hoeveelheid rode bloedcellen (erytrocyten) in verhouding met de rest van het bloed. 

Natrium is een zout en wordt ook wel een elektrolyt genoemd omdat het een positieve lading heeft (Na+). Het natrium in het bloed wordt met name bepaald om uitdroging en problemen met de vochtbalans te beoordelen. 

Kalium is een zout en wordt ook wel een elektrolyt genoemd, omdat het een positieve lading heeft (K+). 

Ureum
Ureum is een stof die ontstaat in de lever door de verbranding van eiwitten. Bij de verbranding van eiwitten komt het stikstof vrij in de vorm van ureum. 

Kreatinine wordt getest om de nierfunctie te berekenen. Vaak wordt bij routine onderzoek ook de nierfunctie meegenomen. 

Met een arterieel bloedgas (Astrup) kun je de samenstelling van het bloed bepalen. Het meet de pH (zuurgraad, O2, CO2, HCO3, BE en O2-sat) 

Bron: https://www.nursing.nl/bloedgas-prikken-wat-zegt-de-wetenschap/ 
Bij COPD geeft een bloedgas inzicht in o.a zuurstofgehalte en kooldioxine.
Bij ernstig COPD is in het bloed?
A
Zuurstof laag en CO2 laag
B
Zuurstof normaal en CO2 laag
C
Zuurstof laag en CO2 hoog
D
Zuurstof hoog en CO2 hoog

Slide 25 - Quiz

This item has no instructions

Ureum en creatinine zeggen o.a. iets over de nierfunctie
A
Waar
B
Niet waar

Slide 26 - Quiz

This item has no instructions

Wat verwacht je van het Hemoglobine en Hematocriet bij iemand met COPD?
A
Hb en Ht zijn normaal
B
HB en Ht zijn beide lager
C
HB en Ht zijn beide hoger.
D
Hb is hoog en Ht lager

Slide 27 - Quiz

This item has no instructions

Wat is onze rol gezien uit deze stap?

Slide 28 - Mind map

This item has no instructions

Vervolg casus 
Je rondt het gesprek af en loopt de kamer uit. Bij de voordeur zegt meneer Barans zoon: ‘Ik maak mij best zorgen om mijn vader.’ Hij geeft aan dat hij zijn vader somber vindt. ‘Voordat we bij de longarts naar binnen gingen, dronken we samen nog even koffie. Hij wilde niks lekkers erbij want hij had geen trek en zei hij: "geen energie om te eten".​​​​​​​ 

Slide 29 - Slide

This item has no instructions

Stap 4. Zorgbeleid
a. Welke medische behandeling is er nodig? Beargumenteer waarom.
b. Welke verpleegproblemen herken je?
c. Welke verpleegkundige interventies zijn er nodig op het eerste oog?

Slide 30 - Slide

This item has no instructions

Welke medische behandeling is mogelijk?

Slide 31 - Mind map

This item has no instructions

Welke verpleegproblemen herken je?

Slide 32 - Mind map

This item has no instructions

Welke interventies zijn nodig?

Slide 33 - Mind map

This item has no instructions

Stap 5. Verloop monitoren
Beschrijf het verloop voor de korte en lange termijn van COPD. Om deze vragen te kunnen beantwoorden, heb je kennis nodig van het probleem. (Zie de literatuur)
Noteer eventuele leervragen voor de les.

Slide 34 - Slide

This item has no instructions

Onderwerpen voor voorlichting, advies of instructie?

Slide 35 - Mind map

We kunnen hier met elkaar ideeën opdoen voor onderwerpen voor de eindopdracht.  En bespreken welke kennis je hiervoor nodig hebt. 
Heb je nog leervragen?

Slide 36 - Open question

This item has no instructions

Stap 6. 
Beschouw de zorg en jouw aandeel daarin en wat je geleerd hebt.
Deze stap hoeft nu niet uitgewerkt te worden.
.

Slide 37 - Slide

This item has no instructions

Hoe heb je deze les ervaren?
Leerzaam en goed te volgen
Leerzaam maar te moeilijk.
Niet leerzaam te eenvoudig
Niet leerzaam veel te moeilijk

Slide 38 - Poll

This item has no instructions

Zijn er nu interventies nodig?
Zo ja, welke.

Slide 39 - Mind map

Ook hier is het goed om de structuur van het ABCD-assessment aan te houden en eventuele interventies te beredeneren. 
  • A: let goed op de ademgeluiden. Als hij meer benauwd wordt kijken of hij zijn medicatie juist inneemt. Of moet er overleg komen met de arts.
  • B: