What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
Horizon College
Word de beste versie van jezelf
‹
Return to search
Keuzedeel AE 2023_H4+H5
De arbeidsmarkt is een . . .
A
concrete markt
B
abstracte markt
1 / 24
next
Slide 1:
Quiz
Algemene economie 1
Lower Secondary (Key Stage 3)
This lesson contains
24 slides
, with
interactive quizzes
.
Lesson duration is:
30 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
De arbeidsmarkt is een . . .
A
concrete markt
B
abstracte markt
Slide 1 - Quiz
Bij onderbesteding in een economie zullen de lonen
A
dalen
B
stijgen
Slide 2 - Quiz
Op de arbeidsmarkt zijn de bedrijven de . . .
A
vragers naar arbeid
B
aanbieders van arbeid
Slide 3 - Quiz
Werkloosheid wordt uitgedrukt in een percentage van . . .
A
het bbp
B
de beroepsbevolking
Slide 4 - Quiz
Op de arbeidsmarkt zijn de gezinnen de . . .
A
vragers naar arbeid
B
aanbieders van arbeid
Slide 5 - Quiz
Als het aanbod van arbeid toeneemt bij een gelijkblijvende vraag naar arbeid dan zullen de lonen . . .
A
stijgen
B
dalen
Slide 6 - Quiz
Er ontstaat werkloosheid als . . .
A
Aa > Av
B
Av > Aa
Slide 7 - Quiz
Als consumenten meer willen kopen/consumeren dan dat de productiecapaciteit aankan ontstaat er
A
monetaire inflatie
B
kosteninflatie
C
bestedingsinflatie
Slide 8 - Quiz
Als bij AH, door het gebruik van de zelfscan-kassa's, het aantal kassières afneemt dan . . .
A
stijgt de arbeidsproductiviteit
B
daalt de arbeidsproductiviteit
Slide 9 - Quiz
Met het aanbod van arbeid (Aa) bedoelen we de . . .
A
werkgelegenheid
B
de beroepsbevolking
Slide 10 - Quiz
Door bovenmatige geldcreatie door de ECB ontstaat er
A
bestedingsinflatie
B
kosteninflatie
C
monetaire inflatie
Slide 11 - Quiz
De euro is een . . .
A
gecentraliseerde munteenheid
B
gedecentraliseerde munteenheid
Slide 12 - Quiz
Een dure euro maakt de import ...
A
goedkoper
B
duurder
Slide 13 - Quiz
Door inflatie neemt de werkgelegenheid in een land . . .
A
toe
B
af
Slide 14 - Quiz
Is de werkgelegenheid in personen groter of kleiner dan de werkgelegenheid in arbeidsjaren?
A
groter
B
kleiner
Slide 15 - Quiz
De quartaire sector is . . .
A
commerciële dienstverlening
B
niet-commerciële dienstverlening
Slide 16 - Quiz
Berekening van het nationaal product door:
NP = C + I + O + E - M
A
subjectieve methode
B
objectieve methode
Slide 17 - Quiz
Zijn de of de inkomens of de vermogens in Nederland het meest ongelijk verdeeld?
A
inkomens
B
vermogens
Slide 18 - Quiz
Het begrotingstekort en staatsschuld mogen volgens de EMU-normen zijn
A
begrotingstekort 3% staatsschuld 60%
B
begrotingstekort 60% staatsschuld 3%
Slide 19 - Quiz
De Nederlandse economie kunnen we typeren als een
A
open economie
B
gesloten economie
Slide 20 - Quiz
Hogere hypotheekrentes zorgen voor
A
hogere huizenprijzen
B
lagere huizenprijzen
Slide 21 - Quiz
Door een zwakke euro wordt de import van olie en gas
A
goedkoper
B
duurder
Slide 22 - Quiz
De wereldoliemarkt is een
A
abstracte markt
B
concrete markt
Slide 23 - Quiz
In welke provincie is de werkloosheid in Nederland het hoogst?
blz. 115
A
Groningen
B
Zeeland
Slide 24 - Quiz