Horizon College
Word de beste versie van jezelf

ANA les 2 P4

1 / 33
next
Slide 1: Slide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 1

This lesson contains 33 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Wat is het verschil tussen compact en sponsachtig botweefsel?
A
Compact botweefsel heeft veel ruimte voor rood beenmerg en sponsachtig botweefsel heeft weinig ruimte voor beenmerg.
B
Compact botweefsel heeft weinig ruimte voor rood beenmerg en sponsachtig botweefsel heeft veel ruimte voor beenmerg.
C
Compact botweefsel en sponsachtig botweefsel zijn hetzelfde.
D
Compact botweefsel is harder dan sponsachtig botweefsel.

Slide 14 - Quiz

Wat is een gewricht?
A
Een bloedvat dat door het bot loopt.
B
Een verbinding tussen twee botten.
C
Een zenuw die door het bot loopt.
D
Een spier die aan een bot vastzit.

Slide 15 - Quiz

Welke soorten botten zijn er?
A
Alleen lange botten en platte botten.
B
Korte botten, lange botten, platte botten en onregelmatige botten.
C
Alleen lange botten en korte botten.
D
Alleen platte botten en onregelmatige botten.

Slide 16 - Quiz

Wat is de functie van het skelet?
A
Het zorgt voor het transport van zuurstof.
B
Het geeft ondersteuning aan het lichaam.
C
Het regelt de lichaamstemperatuur.
D
Het maakt bloedcellen aan.

Slide 17 - Quiz

Wat is het verschil tussen een strekker en een buiger?
A
Een strekker en buiger zijn beide spieren die zorgen voor het bewegen van een gewricht
B
Een strekker zorgt voor het strekken van een gewricht, terwijl een buiger zorgt voor het buigen van een gewricht
C
Een strekker zorgt voor het buigen van een gewricht, terwijl een buiger zorgt voor het strekken van een gewricht
D
Een strekker en buiger zijn synoniemen

Slide 18 - Quiz

Wat is de functie van een antagositen spier?
A
Een antagositen spier werkt tegenovergesteld aan een agonistische spier
B
Een antagositen spier is verantwoordelijk voor het buigen van een gewricht
C
Een antagositen spier werkt samen met een agonistische spier
D
Een antagositen spier is verantwoordelijk voor het strekken van een gewricht

Slide 19 - Quiz

Welk type gewricht is het heupgewricht?
A
Scharniergewricht
B
Zadelgewricht
C
Kogelgewricht
D
Rolgewricht

Slide 20 - Quiz

Welk gewricht bevindt zich tussen de wervels?
A
Rolgewricht
B
Scharniergewricht
C
Kogelgewricht
D
Draaigewricht

Slide 21 - Quiz

Welke bot vormt het ellebooggewricht?
A
Scapula
B
Radius
C
Humerus
D
Ulna

Slide 22 - Quiz

Wat is de betekenis van 'lateraal'?
A
Aan de onderkant
B
Dichter bij het lichaamscentrum
C
Aan de zijkant
D
Aan de bovenkant

Slide 23 - Quiz

Wat is de betekenis van 'proximaal'?
A
Aan de binnenkant
B
Dichter bij het lichaamscentrum
C
Verder van het lichaamscentrum af
D
Aan de onderkant

Slide 24 - Quiz

Wat is de betekenis van 'distaal'?
A
Aan de zijkant
B
Aan de bovenkant
C
Dichter bij het lichaamscentrum
D
Verder van het lichaamscentrum af

Slide 25 - Quiz

Wat is het tegenovergestelde van exorotatie?
A
Flexie
B
Endorotatie
C
Abductie
D
Adductie

Slide 26 - Quiz

Wat is abductie?
A
Zijwaartse beweging van een ledemaat
B
Buiging van een ledemaat
C
Uitwaartse draaibeweging van een ledemaat
D
Inwaartse draaibeweging van een ledemaat

Slide 27 - Quiz

Wat is endorotatie?
A
Inwaartse draaibeweging van een ledemaat
B
Zijwaartse beweging van een ledemaat
C
Buiging van een ledemaat
D
Uitwaartse draaibeweging van een ledemaat

Slide 28 - Quiz

Welke spier bevindt zich aan de achterkant van het bekken?
A
Kuitspier
B
Rechte buikspier
C
Grote bilspier
D
Dijbeenspier

Slide 29 - Quiz

Welke spier bevindt zich aan de achterkant van het onderbeen?
A
Grote bilspier
B
Rechte buikspier
C
Dijbeenspier
D
Kuitspier

Slide 30 - Quiz

Wat is de belangrijkste spier van de bilspieren?
A
Semitendinosus
B
Gluteus maximus
C
Semimembranosus
D
Biceps femoris

Slide 31 - Quiz

Welke spier bevindt zich aan de achterkant van het bovenbeen?
A
Kuitspier
B
Dijbeenspier
C
Rechte buikspier
D
Grote bilspier

Slide 32 - Quiz

Slide 33 - Slide