LE 4.1 les 3 - spijsvertering

• Welzijn
• MBO
• Studiejaar 1

Trainingskunde P3 + P4

Waar hebben we het de laatste les over gehad?

Hoeveel slagen klopt het hart per minuut in rust?

1. 60-70
2. 30-40
3. 120-180
4. 90-110

Waar vertrekt het zuurstof rijke bloed naar het lichaam?

1. Rechter kamer
2. Linker kamer
3. Rechter boezem
4. Linker boezem

longblaasjes

longen

brochien

brochiolen

luchtpijp

Waar komt het zuurstof arme bloed binnen in het hart?

1. Rechter kamer
2. Linker kamer
3. Rechter boezem
4. Linker boezem

Een voordeel aan ademhaling door de neus is:

Ademen via NEUS of via de MOND?

IN DE NEUS:

Lucht wordt vochtig gemaakt

Lucht wordt verwarmd

Lucht wordt gezuiverd

Lucht wordt gekeurd

Waarvoor dienen kransslagaders

1. Zuurstofrijk bloed naar het lichaam te laten stromen
2. Zuurstof arm bloed naar de longen
3. Zuurstof rijk bloed naar het hartspier
4. Zuurstof arm bloed naar het hartspier

Als we inademen wat nemen we dan op?

1. H20/zuurstof
2. H20/ water
3. O2/ Zuurstof
4. O2/ Water

Hoe werkt borstademhaling?

Doel van de les

Korte termijn

Inzicht in de spijsvertering   

Lang termijn

De basis als trainer

Het doel van de les benadruk ik aan het begin. Zo weten zij het belang voor eigen en dit versterkt de intrinsieke motivatie.

00:14

Weggever: waarvoor zorgt de spijsvertering?

Waar wordt gal gemaakt?

1. Lever
2. Maag
3. Alvleesklier
4. Dunne darm

Deze organen spelen allemaal een rol bij onze spijsvertering

01:00

Hoe lang duurt de spijsvertering ongeveer van mond tot kont?

1. 6-8 uur
2. 12- 18uur
3. 24- 48 uur
4. 56-70 uur

De slokdarm is een gespierde buis van ongeveer 30 cm die loopt van keel tot maag. 

de spieren zorgen er actief voor dat voedsel naar je maag gaat. 

bij de overgang van de slokdarm naar maag zit een klein sluitspiertje. Dit spiertje zorgt ervoor dat de maaginhoud niet omhoog komt.

quiz.ntr.nl

Laten zien als thuisstudie 

https://quiz.ntr.nl/quiz/show_question/quiz_id/149/question_id/1462/?PHPSESSID=jf17lbsudigpj3r7r7ujrepru6

Website 

Voedsel komt na de mond in de:

1. Endeldarm
2. Alvleesklier
3. Schildklier
4. Slokdarm

Voedsel komt na de slokdarm in de:

1. Endeldarm
2. Alvleesklier
3. Maag
4. Dikkedarm

Voedsel komt na de maag in de:

1. Endeldarm
2. Dunne darm
3. Lever
4. Dikkedarm

Voedsel komt na de maag in de:

1. Endeldarm
2. Dunne darm
3. Lever
4. Dikkedarm

De lever vormt gal, wat wordt opgeslagen in de galblaas. Als je vet eet, dan trekt je galblaas samen om zo de gal in je dunne darm los te laten.

De galvloeistof zorgt in de dunne darm voor een goede afbraak van de vetten.

De darm inhoud is minder zuur dan de maag omdat de gal de maaginhoud neutraliseert 

Lever nodig?

• Koolhydraatstofwisseling: overschot opgeslagen wordt als glycogeen. Glycogeen kan tijdens inspanning (bijvoorbeeld tijdens sporten) weer omgezet worden naar suikers.
  
• Eiwitstofwisseling: De lever kan van deze aminozuren nieuwe eiwitten maken. Deze eiwitten kunnen vervolgens weer door je lichaam gebruikt worden.
  

Vetstofwisseling: Je lever kan verzadigde vetzuren omzetten naar onverzadigde vetzuren.

Ontgiften en reinigen: Je lever kan deze schadelijke stoffen onschadelijk maken (alcohol en medicijnen) en vervolgens afvoeren via de galvloeistof of urine.

Opslag: Behalve glycogeen (zie koolhydraatstofwisseling) kunnen ook andere stoffen (tijdelijk) opgeslagen worden in je lever. De lever laat ze vervolgens los als je lichaam ze nodig heeft. Bijvoorbeeld:

Vetten.

Minozuren.

Vitamines.

Mineralen.

Huiswerk:

Opdracht & vragen spijsvertering maken 52 t/m 66 maken