This lesson contains 9 slides, with interactive quiz, text slides and 1 video.
Items in this lesson
Welcome
Slide 1 - Slide
What are we going to do today?
We gaan het hebben over voegwoorden, jullie krijgen uitleg en daarna maken jullie een opdracht.
Daarna gaan we oefenen met een luisteroefening
leerdoel: je weet wat voegwoorden zijn en hoe je ze kunt gebruiken.
Slide 2 - Slide
Wat zijn voorbeelden van voegwoorden?
A
first, second, third
B
and, but, because
C
some, any, few
Slide 3 - Quiz
Je gebruikt voegwoorden om zinnen samen te voegen, bijvoorbeeld:
She booked a ticket to Paris. She had always wanted to climb the Eiffel tower.
She booked a ticket because she had always wanted to climb the Eiffel Tower.
Voegwoorden worden gebruikt om zinnen te verbinden.
gelijktijdig as, while
gevolg so, so that, therefore
keuze or
oorzaak as, because, for, since
opsomming and
tegenstelling although, however, whereas, but (even) though
Slide 4 - Slide
Exercise 1 (5 minutes) Kies uit: because, or, and, while, but, so
1. There are poor people ......... there are those with money.
2. You can work for us, ............you’ll get paid less.
3. He needs help .................he doesn’t understand maths.
4. Guests can choose rock ...............techno in this room.
5. She was fixing the car ............... he was doing the dishes.
6. I’d like to see your ID, ................. I can see if you’re over 18.
Slide 5 - Slide
Exercise (5 minutes)
We gaan kijken naar een filmpje over vervuiling in de zee in de Filippijnen. Schrijf tijdens het luisteren de voegwoorden op die je hoort in dit filmpje.
Slide 6 - Slide
Slide 7 - Video
Exercise (10 minutes)
Ik stuur jullie een opdracht via de teams chat. Je gaat proberen de juiste woorden te matchen met de juiste omschrijvingen.
Werk niet in het document maar schrijf je antwoorden op een blaadje of in Word.