Horizon College
Word de beste versie van jezelf

M4 H4en5 herhaling

M4 EC H 4en5
herhaling
1 / 21
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

M4 EC H 4en5
herhaling

Slide 1 - Slide

1. De ondernemingsvorm van een eenmanszaak is een...
A
Rechtspersoon
B
Natuurlijk persoon

Slide 2 - Quiz

2. Welke ondernemingsvormen hebben aandeelhouders?
A
Eenmanszaak en VOF
B
BV en NV

Slide 3 - Quiz

3. Wat is geen ondernemingsvorm?
A
BV
B
Eenmanszaak
C
ZZP-er
D
VOF

Slide 4 - Quiz

4. Kun je later je ondernemingsvorm nog omzetten naar een andere ondernemingsvorm?
A
Nee, dat kan nooit
B
Ja, maar het is wel slim om eerst te onderzoeken of het gunstig voor je is
C
Ja, dat kan, maar dan moet je eerst toestemming vragen aan je klanten
D
Nee, dat kan alleen als je aan strenge eisen voldoet

Slide 5 - Quiz

5. Welke ondernemingsvorm is een rechtspersoon?
A
ZZP'er
B
NV
C
VOF
D
Eenmanszaak

Slide 6 - Quiz

6. Bij welke ondernemingsvorm ben je privé aansprakelijk ?
A
BV
B
NV
C
VOF
D
ZZP-er

Slide 7 - Quiz

7. Wat is een arbeidstijdenwet?
A
regels voor je gezondheid
B
dat is een wet die jou beschermt
C
regels voor werk -en rusttijden
D
instructieregels voor werk

Slide 8 - Quiz

8. Wat is de arbeidstijdenwet?
A
Wet met regels voor werk- en rusttijden.
B
Wet met regels voor veilige en gezonde arbeidsomstandigheden.
C
Tijd tussen het moment waarop je ontslag neemt of krijgt en de einddatum van je baan.
D
Het juiste antwoord staat er NIET bij

Slide 9 - Quiz

9. Wat is een werknemersverzekering?
A
TW
B
ANW
C
AOW
D
WIA

Slide 10 - Quiz

10. Welke uitspraak past bij een werknemersverzekering?
Een werknemersverzekering....
A
Wordt betaald uit belastinggeld
B
Is gelijk aan het sociaal minimum
C
Is voor als je in loondienst hebt werkt.
D
Behoort tot de sociale voorzieningen.

Slide 11 - Quiz

11. Wat is geen werknemersverzekering?
A
WW
B
ZW
C
WIA
D
AOW

Slide 12 - Quiz

12. Voor wie zijn de werknemersverzekeringen?
A
Voor de mensen die gewerkt hebben
B
Voor de mensen die werken
C
Voor de mensen die in loondienst hebben gewerkt
D
Voor de mensen die in loondienst werken of hebben gewerkt.

Slide 13 - Quiz

13. De arbeidsmarkt is:
A
De markt op het marktplein.
B
Alle vraag en aanbod van arbeid.
C
Iedere zondag.

Slide 14 - Quiz

14. Wat is een arbeidsmarkt?
A
Dat zijn alle mensen die werk zoeken.
B
Dat zijn alle mensen die werken of werk zoeken en alle banen en vacatures bij bedrijven.
C
Dat zijn alle mensen die werken.
D
Dat zijn alle mensen die werken of werk zoeken

Slide 15 - Quiz

15. Wat is een krappe arbeidsmarkt?
A
er zijn veel mensen die in die sector willen werken
B
er zijn weinig mensen die in die sector willen werken
C
er zijn teveel werklozen
D
er zijn geen openstaande vacatures

Slide 16 - Quiz

16. Een krappe arbeidsmarkt is
A
Geen ruimte op de markt om te lopen
B
Te weinig banen
C
Te weinig personeel
D
Te weinig ruimte om je te bewegen

Slide 17 - Quiz

17. Het UWV kan
A
je WW-uitkering regelen en kan je helpen aan een baan.
B
niet zoveel.
C
je ontslaan als je daar niet werkt.
D
uitzendorganisatie voor diverse sectoren

Slide 18 - Quiz

18. UWV
A
Het UWV kijkt of je recht hebt op een nieuwe baan.
B
Je kijkt of je recht heb op een UWV-uitkering.
C
Het UWV kijkt of je recht hebt op een WW- uitkering.
D
De UWV helpt je met het zoeken van een nieuwe baan.

Slide 19 - Quiz

19. frictiewerkloosheid is
A
als je minder koopkracht hebt
B
als je seizoenbaan verliest
C
als robots je werk overneemt
D
de tijd tussen 2 banen in

Slide 20 - Quiz

20. Frictiewerkloosheid is:
A
er is een recessie
B
je hebt alleen werk in een bepaald seizoen
C
je hebt alleen werk in een bepaalde regio
D
je bent "in between jobs"

Slide 21 - Quiz