Horizon College
Word de beste versie van jezelf

Voorbereiding Toets HO/IMH - werkwoord SEIN

Vorbereitung Prüfung Deutsch
 
Das Verb "Sein

Op de volgende slides vul je de juiste vorm van het werkwoord "sein" in.
1 / 26
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 1

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Vorbereitung Prüfung Deutsch
 
Das Verb "Sein

Op de volgende slides vul je de juiste vorm van het werkwoord "sein" in.

Slide 1 - Slide

vul de juiste vorm van "sein" in
..... die Dame deine neue Nachbarin?
A
sind
B
seid
C
ist

Slide 2 - Quiz

Sein Vater ..... ein Polizist.
A
bin
B
ist
C
sind

Slide 3 - Quiz

Meine Tante und mein Onkel ...... gestern in Urlaub gefahren.
A
sind
B
seid
C
ist

Slide 4 - Quiz

Hans und Erika ...... zur Schule gegangen.
A
ist
B
sind
C
bin

Slide 5 - Quiz

Meine Oma ... heute 80 Jahre alt geworden.
A
sind
B
bin
C
ist

Slide 6 - Quiz

Eva .... krank.
A
bist
B
sind
C
ist

Slide 7 - Quiz

Wo ........ die Kinder?
A
sind
B
seid
C
ist

Slide 8 - Quiz

Sie ..... bei der Oma

Slide 9 - Open question

...... ihr nicht müde?

Slide 10 - Open question

Doch, wir ...... müde.

Slide 11 - Open question

...... du wieder Krank?

Slide 12 - Open question

...... ihr aus Deutschland?

Slide 13 - Open question

vertalen - übersetzen
Vertaal op de volgende slides het Nederlandse woord in het Duits.
Let op de Umlaut op de letters en de hoofdletters.
Een Umlaut maak je door Shift en de aanhalingstekens naast de Entertoets en daarna de letter intypen.
Een ß maak je door AltGr en dan de s te typen.

Slide 14 - Slide

Nederland - Der Mann kommt aus ..........

Slide 15 - Open question

Duits - Ich kann sehr gut ........ sprechen.

Slide 16 - Open question

jaar oud - Ilse ist vierzehn ..........

Slide 17 - Open question

e-mailadres - Gibst du mir bitte deine ................

Slide 18 - Open question

Oostenrijk - Wir sind in den Ferien nach ............... gefahren.

Slide 19 - Open question

Naam - Mein ........ ist Johanna.

Slide 20 - Open question

meisje - Ich habe gestern mit dem .......... gespielt.

Slide 21 - Open question

waarvandaan - ................ kommst du?

Slide 22 - Open question

geboren - Ich bin in Enschede ...........

Slide 23 - Open question

heten - Ich ............ Benjamin.

Slide 24 - Open question

ouders - Meine ......... sind schon lange verheiratet.

Slide 25 - Open question

Zwitserland - Ich habe zwei Jahre in der ............... gelebt.

Slide 26 - Open question