§ 3.1 Wat zijn de kosten?

• Economie
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 4

§ 3.1 Wat zijn de kosten?

Planning

Voor we starten. Weet je het nog?

Wat weet je nog van
de hoofdstukopening?

Zet de juiste afbeelding bij het Btw-tarief

9%

21%

0%

Een muziekwinkel verkoopt gitaren. De verkoopprijs van een gitaar is € 289, de inkoopprijs is € 169.

Bereken de brutowinstopslag in procenten van de inkoopprijs.

§ 3.1 Wat zijn de kosten?

Lesdoelen

In deze les leer je:

• Je kunt de productiefactoren noemen waarmee bedrijven waarde toevoegen en de beloning die erbij hoort.
  
• Je kent de kenmerken van vaste en variabele kosten en kunt daar berekeningen mee maken.
  
• Je kunt de kostprijs per product berekenen.
  
• Je kunt de verkoop- en consumentenprijs berekenen en terugrekenen naar de prijs exclusief btw.

Steeds meer waard

Toegevoegde waarde = extra waarde die ontstaat doordat een bedrijf een product bewerkt.

Om te produceren gebruik je productiefactoren.

Degene die een productiefactor levert, ontvangt daarvoor een beloning.

Kano

Het totaal van de beloningen = de totale toegevoegde waarde.

Productiefactor	Beloning
Kapitaal	Huur voor gebouwen
Arbeid	Loon
Natuur	Pacht
Ondernemerschap	Winst

Kosten bij produceren

Nieuwe productie middelen kopen

Investeren = geld besteden aan productiemiddelen, zoals kapitaalgoederen.

Afschrijving = jaarlijkse waardevermindering van kapitaalgoederen

Afschrijving berekenen

Mike heeft 8 jaar geleden een bus gekocht voor €12.000. De restwaarde is nu €4000. Wat is de afschrijving per jaar?

Kosten van één product

Kostprijs per product = gemiddelde kosten voor het maken van één product.

Voor de productie van 2.750 banken had meubelfabriek Bon vorig jaar €959.750 vaste kosten en €1.295.250 variabele kosten. Bereken de kostprijs per bank.

Consumentenprijs

Verkoopprijs = inkoopprijs + brutowinstopslag

Brutowinstopslag (brutowinstmarge) bestaat uit kosten en winst voor de detaillist.

Consumentenprijs = verkoopprijs + 9% of 21% btw

Voorbeeld berekening consumentenprijs

Inkoopprijs tv is € 528, brutowinstopslag is 25%, btw is 21%

Een scooterhandel koopt een Vespa in voor €975. De brutowinst marge is 45%, de btw 21%. Bereken de consumentenprijs.

Van consumentenprijs naar verkoopprijs

Met de consumentenprijs en het btw-tarief kun je terugrekenen naar de verkoopprijs.

De consumentenprijs van een fiets is
€ 1.269 inclusief 21%. Wat is de verkooprijs?

De consumentenprijs van een brood is € 2,65 inclusief 9%. Wat is de verkoopprijs?

Aan het werk

Maak paragraaf 4.1

Schrijf de antwoorden op in je schrift.

Afsluiten

Leerdoelen waren voor mij duidelijk.

😒🙁😐🙂😃

Weet je welke productiefactoren bedrijven gebruiken om waarde toe te voegen?

Ja

Nee

Ik moet hier nog op studeren

Wat het verschil is tussen vaste en variabele kosten

Ja

Nee

Ik moet hier nog op studeren

Hoe je de kostprijs van een product berekent

Ja

Nee

Ik moet hier nog op studeren

Hoe je de consumentenprijs berekent

Ja

Nee

Ik moet hier nog op studeren

Extra uitleg

Kijk voor meer uitleg de volgende video's