Landstede Groep

Toets Voeding en Vertering.

Toets voeding en vertering
1 / 50
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

This lesson contains 50 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Toets voeding en vertering

Slide 1 - Slide

start
zodra je begonnen bent, begint de tijd te lopen

Slide 2 - Slide

Halal eten is een eetgewoonte die afhangt van:
A
het land waar je woont of waar je vandaan komt
B
je geloof
C
je voorkeur
D
alle drie

Slide 3 - Quiz

Een broodje kaas bestaat uit voedingsmiddelen en voedingsstoffen. Sleep de woorden naar het juiste vak.
Voedingsmiddel
Voedingsstof
brood
eiwit
vitamine
kaas
vet
vezels
boter
koolhydraat

Slide 4 - Drag question

Energierijke stoffen zijn:
A
vetten, eiwitten en mineralen
B
vitaminen en mineralen
C
vetten, koolhydraten en suiker
D
zetmeel, eiwit en suiker

Slide 5 - Quiz

Beschermende stoffen zijn:
A
koolhydraten
B
eiwitten
C
vetten
D
vitaminen en mineralen

Slide 6 - Quiz

Bouwstoffen zijn:
A
vetten, eiwitten, mineralen en water
B
vitaminen en mineralen
C
vetten, koolhydraten en suiker
D
zetmeel, eiwit en suiker

Slide 7 - Quiz

Vetten
Water
Koolhydraten
Eiwitten
Vitamines mineralen

Slide 8 - Drag question

We eten graag een tussendoortje. Welke tussendoortjes zijn gezond en welke zijn ongezond?
Gezond
Ongezond
appel
gevulde koek
frikadelbroodje
snoeptomaatjes
chocola
noten
chips

Slide 9 - Drag question

Wat zie je op de afbeelding hiernaast?
A
schimmels met sporen
B
bacteriën die openbarsten

Slide 10 - Quiz

Voedselbederf ontstaat door:
A
een voedselinfectie
B
de sporen van schimmels
C
schimmels en bacteriën die groeien
D
celdeling van schimmels

Slide 11 - Quiz

Op de afbeelding hiernaast zie je de celdeling van bacteriën. Hoeveel bacteriën zijn er na de laatste deling?
A
4
B
6
C
8
D
10

Slide 12 - Quiz

Als je ziek wordt door voedselbederf dan heb je last van:
A
de griep
B
een schimmelinfectie
C
een bacterie-infectie
D
een voedselinfectie

Slide 13 - Quiz

Welke voedingsmiddelen uit de tabel hiernaast hebben de meeste energierijke stoffen in zich?
A
pasta en drop
B
avocado en cashew noten
C
biefstuk en kipfilet
D
cashew noten, pasta en drop

Slide 14 - Quiz

Als je een broodje met aardbeienjam eet, hoeveel calorieën krijg je dan binnen?
A
262 calorieën
B
39 calorieën
C
39000 calorieën
D
167 calorieën

Slide 15 - Quiz

Als je een broodje met aardbeienjam eet, hoeveel calorieën krijg je dan binnen?
A
262 calorieën
B
39 calorieën
C
39000 calorieën
D
167 calorieën

Slide 16 - Quiz

Een ander woord voor tandbederf is:
A
tandplak
B
fluoride
C
cariës
D
mondbacteriën

Slide 17 - Quiz

Hoe krijg je overgewicht?
A
veel eten
B
weinig bewegen
C
veel eten en weinig bewegen
D
veel energierijke voedingsmiddelen eten en weinig bewegen

Slide 18 - Quiz

Geef de naam van onderdeel 1.
A
celwand
B
celmembraan
C
celkern
D
cytoplasma

Slide 19 - Quiz

Geef de naam van onderdeel 2.
A
celwand
B
celmembraan
C
celkern
D
cytoplasma

Slide 20 - Quiz

Geef de naam van onderdeel 3.
A
celwand
B
celmembraan
C
celkern
D
cytoplasma

Slide 21 - Quiz

Waarvoor heb je bouwstoffen nodig?
A
om te kunnen groeien
B
om cellen te repareren
C
om cellen te vervangen
D
alle drie

Slide 22 - Quiz

Voor welke cellen heb je calcium nodig?
A
botcellen
B
spiercellen
C
zenuwcellen
D
rode bloedcellen

Slide 23 - Quiz

Voor welke cellen heb je ijzer nodig?
A
botcellen
B
spiercellen
C
zenuwcellen
D
rode bloedcellen

Slide 24 - Quiz

Onder welke bouwstoffen vallen calcium en ijzer?
A
mineralen
B
eiwitten
C
koolhydraten
D
vitaminen

Slide 25 - Quiz

Welke stof in het diagram is geen bouwstof?
A
water
B
eiwitten
C
vetten
D
koolhydraten

Slide 26 - Quiz

In de voedingswaardetabel hiernaast zie je ADH staan. Wat betekent ADH?
A
de hoeveelheid voedingsstof
B
het percentage van de hoeveelheid voedingsstof
C
algemene dagelijkse hoeveelheid
D
hoeveel je per dag nodig hebt

Slide 27 - Quiz

Wat zijn nachtblindheid en de Engelse ziekte?
A
gebreksziekte
B
aangeboren ziekte
C
infectieziekte
D
oogafwijkingen

Slide 28 - Quiz

Welke begrippen horen bij welke eetstoornis?
Anorexia
Boulimia
lijnziekte
laxeermiddel
vreetbuien
erg dun
normaal gewicht
weinig eten

Slide 29 - Drag question

Geef de naam van onderdeel 6
A
tong
B
huig
C
strottenklepje
D
speekselklier

Slide 30 - Quiz

Geef de naam van onderdeel 3
A
slokdarm
B
luchtpijp
C
keel
D
stembanden

Slide 31 - Quiz

Geef de naam van onderdeel 3
A
tong
B
strottenklepje
C
huig
D
speekselklier

Slide 32 - Quiz

Je ziet hiernaast een afbeelding van het spijsverteringsstelsel. Welk orgaan is nummer 06?
A
dunne darm
B
twaalfvingerige darm
C
endeldarm
D
dikke darm

Slide 33 - Quiz

Je ziet hiernaast een afbeelding van het spijsverteringsstelsel. Welk orgaan is nummer 03?
A
maag
B
lever
C
alvleesklier
D
galblaas

Slide 34 - Quiz

Je ziet hiernaast een afbeelding van het spijsverteringsstelsel. Welk orgaan is nummer 11?
A
maag
B
lever
C
alvleesklier
D
galblaas

Slide 35 - Quiz

Je ziet hiernaast een afbeelding van het spijsverteringsstelsel. Welk orgaan is nummer 09?
A
schildklier
B
speekselklier
C
alvleesklier
D
galblaas

Slide 36 - Quiz

Welke taak hoort bij welk orgaan? Maak de juiste combinatie
eiwitvertering
koolhydraat-
vertering
galproductie
opname voedingsstoffen

Slide 37 - Drag question

Geef de naam van onderdeel C
A
de lever
B
de dunne darm
C
de alvleesklier
D
de maag

Slide 38 - Quiz

Een taak van de maag is ...
A
koolhydraatvertering (zetmeelvertering)
B
vetvertering
C
eiwitvertering
D
vitaminevertering

Slide 39 - Quiz

Geef de naam van onderdeel J
Tip: kijk goed!
A
de lever
B
de galblaas
C
de alvleesklier
D
de maag

Slide 40 - Quiz

Speeksel in de mond is belangrijk. Het zorgt er voor dat ...
A
eiwitten worden verteerd
B
koolhydraten worden verteerd
C
vetten worden verteerd
D
vitaminen worden verteerd

Slide 41 - Quiz

Brandstof
Bouwstof
Beschermende stof
Vetten
Water
Vitamines
Mineralen
Eiwitten
Mineralen
Vetten
Koolhydraten

Slide 42 - Drag question

Bij pasteuriseren gaan alle bacteriën en schimmels dood.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 43 - Quiz

De lever maakt gal. Gal is belangrijk voor ...
A
eiwitvertering
B
vetvertering
C
koolhydraatvertering
D
vitaminevertering

Slide 44 - Quiz

Als de alvleesklier zijn werk niet goed doet ontstaan er problemen in de spijsvertering. Welke?
A
voeding wordt niet ontzuurd en verteerd
B
vetten worden niet verteerd
C
koolhydraten worden niet veteerd
D
eiwitten worden niet verteerd

Slide 45 - Quiz

Maagzuur is belangrijk om...
A
bacteriën te doden
B
vetten te verteren
C
koolhydraten te verteren
D
mineralen op te nemen

Slide 46 - Quiz

Hiernaast zie je een keten van kleurtjes. Dat stelt een voedingsstof voor. Je ziet ook een schaar die de keten opknipt. De schaar heeft de rol van:
A
Energie
B
Enzymen
C
Eiwit
D
Koolhydraat

Slide 47 - Quiz

Wat doen enzymen?
A
Enzymen verbranden voedingsstoffen
B
Enzymen versnellen reacties door voedingstoffen te breken.
C
Enzymen bevatten verteringssappen
D
Enzymen nemen voedingstoffen op in het bloed

Slide 48 - Quiz

Extra punten?
Wil je graag mega extra punten? Dan ga je een tekening maken.
  • Teken de spijsvertering van mond tot endeldarm. (3p)
  • Teken de belangrijkste organen bij, met naam.(2p)
  • Je persoon gaat een pizza eten: een Pizza Hawaai (heeft kaas, ananas en ham). Beschrijf zoveel je wil waar de betrokken voedingsstoffen verteerd worden ( in tekening of tekst, 3p)
  • Benoem waar uiteindelijk alles opgenomen wordt in het lichaam.(1p)
  • Benoem zoveel bijhorende feitjes mogelijk tijdens het verteren. (.5 punt per thema 7 feit)

Succes.

Slide 49 - Slide

Einde van de toets
Je bent nu klaar met de toets

Slide 50 - Slide