H1 Jagers & Boeren proefwerk

Bekijk hiernaast de afbeelding.
In het rode gebied in de afbeelding gingen de eerste mensen hun manier van bestaand veranderen van jagers-verzamelaars naar boeren.

Hoe wordt dit gebied (bij het witte kruisje) ook wel genoemd?
A
De vochtige ster
B
De vruchtbare halve maan
C
De zonnige planeet
D
Geen van de genoemde antwoorden is juist
1 / 40
next
Slide 1: Quiz
GeschiedenisMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 40 slides, with interactive quizzes.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Bekijk hiernaast de afbeelding.
In het rode gebied in de afbeelding gingen de eerste mensen hun manier van bestaand veranderen van jagers-verzamelaars naar boeren.

Hoe wordt dit gebied (bij het witte kruisje) ook wel genoemd?
A
De vochtige ster
B
De vruchtbare halve maan
C
De zonnige planeet
D
Geen van de genoemde antwoorden is juist

Slide 1 - Quiz

Hieronder staan vijf uitspraken over het eerste tijdvak: de tijd van jagers en boeren (A-E). Welke twee uitspraken zijn juist?
1 De prehistorie is een andere naam van het eerste tijdvak.
2 De prehistorie is naam van de tweede periode in de geschiedenis.
3 De tijd van jagers en verzamelaars duurde tot 3000 v.C.
4 Een kenmerk van het eerste tijdvak is de levenswijze van jager-verzamelaars.
5 Een kenmerk van het eerste tijdvak is het ontstaan van landbouw en landbouwstedelijke samenlevingen.

A
Uitspraak 1 en 4
B
Uitspraak 1 en 2
C
Uitspraak 3 en 4
D
Uitspraak 4 en 5

Slide 2 - Quiz

Lees de bron. . Welke twee dingen proberen de archeologen volgens deze bron te weten te komen door onderzoek van graven?

1. De gedachtewereld van archeologen.
2. Hoe mensen met hun doden omgingen.
3. Of graven informatiebronnen zijn.
4. Wat mensen vroeger dachten.

A
2 en 4
B
1 en 2
C
2 en 3
D
3 en 4

Slide 3 - Quiz

Bekijk de bron. Lees daarna de vier uitspraken. Welke twee uitspraken zijn juist?

Op deze afbeelding kun je zien dat:
A de afgebeelde mensen aan jacht deden.
B de afgebeelde mensen aan landbouw deden.
C er grote sociale verschillen waren in die samenleving.
D de afgebeelde mensen hun huizen in een rij bouwden.

A
B en D
B
A en B
C
A en C
D
C en D

Slide 4 - Quiz

Hieronder staan vijf feiten (A-E). In welke rij staan de letters in de juiste tijdsvolgorde? Als cadeau mag je beginnen met de letter E, want feit E is het alleroudst.

A De landbouw komt in Nederland.
B De landbouw wordt verspreid naar Europa, Afrika en andere delen van Azië.
C In Drenthe ontstaat een landbouwsamenleving.
D In heel Nederland is een landbouwsamenleving.
E In het Midden-Oosten vinden mensen de akkerbouw en veeteelt uit.

A
E --> B --> A --> C --> D
B
E --> A --> B --> C --> D
C
E --> B --> C --> A --> D
D
E --> B --> A --> D --> C

Slide 5 - Quiz

Hieronder staan 7 kenmerken. Welke 2 zijn kenmerken van de samenleving van jager-verzamelaars (dus niet van de landbouwsamenleving)?
A boomstamkano's gebruiken
B dorpen die voor zichzelf zorgen
C gevonden gewassen eten
D rondtrekken in kleine groepen
E samen leven
F tamme dieren fokken
G voedsel verbouwen
A
C en D
B
A en B
C
E en F
D
F en G

Slide 6 - Quiz

Bekijk het plaatje en maak de opdracht.
A
A3, B1, C2
B
A1, B3, C2
C
A3, B2, C1
D
A2, B1, C3

Slide 7 - Quiz

We kunnen de tijd indelen in korte of lange stukken. Lees de acht woorden hieronder.
Bij welke antwoord staan de onderstaande woorden in de juiste volgorde van heel kort naar heel lang?

dagen / eeuwen / jaren / maanden / minuten / seconden / uren / weken

A
seconden, minuten, uren, dagen, weken, maanden, jaren, eeuwen
B
seconden, minuten, uren, dagen, weken, maanden, eeuwen, jaren
C
seconden, uren, minuten, dagen, weken, maanden, jaren, eeuwen
D
seconden, minuten, dagen, uren, weken, maanden, jaren, eeuwen

Slide 8 - Quiz

De verleden tijd wordt ingedeeld in vijf perioden .
In welke rijd staan deze vijf perioden in de juiste tijdsvolgorde (van heel vroeger naar nu)?

A
prehistorie --> oudheid --> middeleeuwen --> vroegmoderne tijd --> moderne tijd
B
prehistorie --> oudheid --> middeleeuwen --> moderne tijd --> vroegmoderne tijd
C
prehistorie --> oudheid --> vroegmoderne tijd --> middeleeuwen --> moderne tijd
D
prehistorie --> middeleeuwen --> oudheid --> vroegmoderne tijd --> moderne tijd

Slide 9 - Quiz

Je kunt de geschiedenis indelen met vijf soorten samenlevingen (A t/m E).
Noteer de letters A t/m E in de juiste tijdsvolgorde (van heel vroeger naar nu)

1. de industriële samenleving
2. de informatiesamenleving
3. de landbouwsamenleving
4. de landbouwstedelijke samenleving
5. de samenleving van jager-verzamelaars

A
5 --> 3 -->, 4 --> 1 --> 2
B
5 --> 4 --> 3 --> 2 --> 1
C
5 --> 1 --> 4 --> 3 --> 2
D
5 --> 3 --> 5 --> 2 --> 1

Slide 10 - Quiz

Keizer Claudius leefde van 10 v.C. tot 54 n.C.

Hoe oud is hij geworden?

A
74 (of 73)
B
64 (of 63)
C
54 (of 53)
D
44 (of 43)

Slide 11 - Quiz

Lees de bron.

Waarom is het niet duidelijk wat de functie van de menhirs was?
A
De bronnen die er zijn spreken elkaar tegen.
B
De makers van deze monumenten konden nog niet schrijven.
C
De monumenten zijn zo verweerd dat de functie niet meer leesbaar is.
D
Historici zijn het niet met elkaar eens.

Slide 12 - Quiz

Bekijk de bron. Hieronder staan 4 onderzoeksvragen die gesteld zijn naar aanleiding van deze bron.
Wat voor soort vragen zijn het?

1 Konden de tekenaars van Lascaux goed tekenen?
2 Waarom begonnen mensen met tekenen?
3 Welke reden hadden mensen om deze dieren te schilderen?
4 Welke dieren zijn hier afgebeeld?

A
1. waarderende vraag, 2. verklarende vraag, 3. verklarende vraag, 4. beschrijvende vraag.
B
1. waarderende vraag, 2. waarderende vraag, 3. verklarende vraag, 4. beschrijvende vraag.
C
1. waarderende vraag, 2. verklarende vraag, 3. beschrijvende vraag, 4. beschrijvende vraag.
D
1. beschrijvende vraag, 2. verklarende vraag, 3. verklarende vraag, 4. waarderende vraag.

Slide 13 - Quiz

Jager-verzamelaars:
A gebruikten materialen uit de natuur.
B leefden in grote groepen.
C maakten voorwerpen van steen.
D woonden op een vaste plek.

Welke letter of letters zijn juist?
A
Alleen A
B
B en C
C
A en C
D
A, C en D

Slide 14 - Quiz

Bekijk de bron.

Onderzoekers leren op verschillende manieren over de samenleving van jager-verzamelaars.

Welke manier past het beste bij de bron?
A
het bestuderen van dingen die bewaard zijn gebleven
B
het lezen van doorvertelde verhalen
C
het bekijken van jager-verzamelaars die nu leven
D
het naspelen van het leven van vroeger

Slide 15 - Quiz

Bekijk de afbeelding.
Deze toets gaat over het tijdvak 'Jagers & Boeren'.

Welk logo hoort bij dit tijdvak?
A
Logo 1
B
Logo 2
C
Logo 3
D
Logo 4

Slide 16 - Quiz

Bekijk de afbeelding.

Welke twee beeldelementen (iets van de afbeelding) zijn kenmerkend voor de landbouwsamenleving?
A
de boerderij en de omheining (= hekwerk)
B
de omheining (= hekwerk) en overal onkruid
C
overal onkruid en veel bomen
D
de boerderij en veel bomen

Slide 17 - Quiz

Lees de zes zinnen (1 t/m 5).
Feit 1: In de landbouwsamenleving werden de verschillen in bezit groter.
Feit 2: In de landbouwsamenleving werden de verschillen in aanzien groter.
Feit 3: In de landbouwsamenleving werden de verschillen in macht groter.
Feit 4: In de landbouwsamenleving werden rijke en aanzienlijke mensen de baas.
Feit 5: In de landbouwsamenleving konden mensen meer spullen hebben en hadden sommige mensen meer spullen dan anderen.

Maak de zin af: Feit 1 is een gevolg van feit …...

A
2
B
3
C
4
D
5

Slide 18 - Quiz

Bekijk de afbeelding.
Welke zin past het beste bij de natuurgodsdienst van de prehistorie?
A
Door mooie natuurverschijnselen gingen mensen in God geloven.
B
Men voorspelde de toekomst met de vorm van een bliksemschicht.
C
Natuurkrachten zoals de bliksem werden als goden aanbeden.
D
Onbegrijpelijke dingen werden verklaard met behulp van de bliksem.

Slide 19 - Quiz

In welke eeuw leef jij?
A
In de 19e eeuw
B
In de 20e eeuw
C
In de 21e eeuw
D
In de 22e eeuw

Slide 20 - Quiz

Hiernaast zie je een afbeelding van de Awa- indianen. Zij wonen in het oerwoud van Brazilië en leven nog op dezelfde manier als de mensen in het tijdvak 'jagers & boeren'. Zij leven in onze ogen heel eenvoudig en primitief. Zet de cijfers 1 en 2 onder mekaar. Geef vervolgens twee redenen waarom de Awa-indianen gelukkiger zijn dan jij.

Slide 21 - Open question

Hieronder zie je enkele uitspraken:
1. Een archeoloog bestudeert overblijfselen van vroeger.
2. Met geschreven bronnen uit de prehistorie kunnen we sommige vragen beantwoorden.
3. Met kennis van het verleden kun je een verklaring geven voor het heden.
4. Voor het tellen van jaren gebruiken veel mensen de christelijke jaartelling.
5. De geschiedenis wordt ingedeeld in vijf tijdvakken en in tien tijdperioden.
6. Een eeuw duurt duizend jaar.

Welke uitspraken zijn juist?

A
1, 3 en 4
B
1, 2 en 4
C
1, 4 en 6
D
3, 4 en 5

Slide 22 - Quiz


Welke opmerking over onze jaartelling is juist?

De jaartelling die we gebruiken ...
A
begint aan het einde van de prehistorie.
B
begint met de geboorte van Jezus Christus.
C
heet de katholieke jaartelling.
D
is de enige jaartelling die er is.

Slide 23 - Quiz

In de prehistorie hadden mannen en vrouwen duidelijke eigen taken. De man joeg op wilde beesten voor voedsel en beschermde het gezin tegen gevaren. De vrouw zorgde voor de kinderen. In de moderne tijd kwam er verandering in deze klassieke taakverdeling, maar ook in ons leven zijn er nog sporen van te herkennen.

In welke zin over tegenwoordig herken je de taakverdeling uit de prehistorie?
A
Aan het einde van de dag komt moeder thuis van haar werk als soldaat, terwijl vader in de keuken het eten staat te bereiden.
B
Na de geboorte van zijn zoon neemt Regilio twee maanden verlof om samen met zijn vrouw voor de baby te zorgen.
C
Op zijn verjaardag krijgt Arjan een bestuurbare auto en een plastic pijl en boog, zijn tweelingzus Anette krijgt een pop en een houten keukentje.
D
Veel sporten worden tegenwoordig zowel door jongens als door meisjes gedaan, zoals voetbal en judo.

Slide 24 - Quiz

Bekijk de bron.
1 De kaart is een visuele bron over de geschiedenis van de mens.
2 De kaart geeft antwoord op de vraag uit welk deel van de wereld de mens afkomstig is.
3 Rond 70 000 v.C. kwam de moderne mens naar Nederland.
4 In 12 000 v.C. had de moderne mens zich verspreid over heel Amerika.
Welke uitspraken zijn juist?
A
Uitspraak 1 en 2
B
Uitspraak 2 en 3
C
Uitspraak 1 en 4
D
Uitspraak 3 en 4

Slide 25 - Quiz

We spreken van een landbouwrevolutie, omdat ...
A
er zoveel veranderde in de manier van leven dat er een nieuw soort samenleving ontstond
B
het een verandering was die zich gedurende duizenden jaren voltrok.
C
mensen van de ene op de andere dag totaal anders gingen leven.
D
veel jager-verzamelaars nog lang bleven leven van de eerdere middelen van bestaan: jagen, vissen en verzamelen.

Slide 26 - Quiz

Welke van de volgende beweringen past NIET bij de samenleving van jager-verzamelaars?
A
De leden van de groep bepaalden gezamenlijk wanneer ze verder trokken en welke kant ze opgingen.
B
In elke groep was een hoofdman, die veel meer bezit en macht had dan andere leden van de groep.
C
Mensen hadden weinig bezit en wat ze hadden werd vaak ook door andere leden van de groep gebruikt.
D
Na de jacht kwamen de mannen thuis met hun vangst en werd de buit gedeeld door de hele groep.

Slide 27 - Quiz

Een hunebed is een bron. Maar wat voor soort bron is het en wat kunnen we er van leren?
A
Een hunebed kan informatie geven over de leefwijze en de cultuur van hunebedbouwers en daarom spreken we van een audiovisuele bron.
B
Een hunebed is een visuele bron uit de tijd van jagers en boeren.
C
Net zoals potscherven en pijlpunten is een hunebed een mondelinge bron
D
Voor vragen over de taakverdeling tussen mannen en vrouwen in de prehistorie is een hunebed een bruikbare bron.

Slide 28 - Quiz

De afbeelding hiernaast laat zien hoe een Drents dorp er …….. jaar geleden uit zag.
A
500 a 600
B
5000 a 6000
C
50.000 a 60.000

Slide 29 - Quiz

De afbeelding hiernaast geeft je een indruk van het leven in een ….
A
landbouw-stedelijke samenleving
B
landbouwsamenleving
C
samenleving van jagers en verzamelaars

Slide 30 - Quiz

De afbeelding hiernaast geeft informatie over de …… in Nederland
A
oudheid
B
prehistorie
C
middeleeuwen

Slide 31 - Quiz

Bekijk de afbeelding.

De omheining naast het dorp en de ploegende man zijn beide aanwijzingen voor het bedrijven van....
A
jagen en verzamelen
B
landbouw
C
veeteelt
D
industrialisatie

Slide 32 - Quiz

Bekijk de afbeelding. Welke conclusie is juist?
A
Hunebedden zijn alleen in de provincie Drenthe te vinden.
B
In Drenthe zijn wel meer dan 60 hunebedden te vinden!
C
Geen van alle conclusies is juist
D
De hunebedbouwers bouwden met name hunebedden op hoger gelegen gebieden.

Slide 33 - Quiz

Twee uitspraken over de afbeelding:

Uitspraak 1: Tegenwoordig kun je kiezen om gecremeerd te worden, cremeren deden de hunebedbouwers ook al.

Uitspraak 2: De hunebedbouwers cremeerden dode mensen tientallen kilometers ver vandaan van hun nederzetting.
A
Uitspraak 1 is juist, Uitspraak 2 is onjuist
B
Uitspraak 1 is onjuist, Uitspraak 2 is juist
C
Beiden uitspraken zijn juist
D
Beide uitspraken zijn onjuist

Slide 34 - Quiz

⇒Het tegenovergestelde van de prehistorie is de historie. Welke bronnen kom je tegen in de historie?
A
Alleen ongeschreven bronnen
B
Alleen geschreven bronnen
C
Beide soorten bronnen
D
Geen bronnen

Slide 35 - Quiz

⇒Welke woorden horen bij het woord 'nomade'?
A
vaste plek, rondtrekken, veel spullen
B
hut of grot, boerderij, weinig spullen
C
rondtrekken, veel spullen, hut of grot
D
rondtrekken, hut of grot, weinig spullen

Slide 36 - Quiz

Welke zin gaat over continuïteit (= het tegenovergestelde van een verandering)?
A
Boeren leefden op een vaste plek, jager-verzamelaars trokken rond.
B
De eerste boeren leefden ook nog steeds van jagen-verzamelen.
C
In de landbouwsamenleving ontstond grotere ongelijkheid.
D
Geen van de genoemde zinnen gaat over continuïteit.

Slide 37 - Quiz

Welke bewering over onze jaartelling is juist?


A
De geboorte van Christus is het beginpunt van onze jaartelling.
B
Geen van de genoemde antwoorden is juist.
C
Onze jaartelling begint aan het einde van de prehistorie.
D
We noemen onze jaartelling ook wel de Europese jaartelling.

Slide 38 - Quiz

Hoe komen we aan kennis over het leven van jager-verzamelaars?
Geef bij elke zin aan of deze juist of onjuist is.

1. Experimentele archeologen doen het leven van jager-verzamelaars na.
2. Archeologen leren over jager-verzamelaars door opgravingen.
3. Wetenschappers bestuderen tekstbronnen van jager-verzamelaars.
4. Wetenschappers kijken naar tegenwoordige jager-verzamelaars.


A
1. onjuist, 2. juist, 3. onjuist, 4. juist
B
1. juist, 2. juist, 3. onjuist, 4. juist
C
1. juist, 2. onjuist, 3. onjuist, 4. juist
D
1. juist, 2. juist, 3. juist, 4. onjuist

Slide 39 - Quiz

Welke uitspraak over de bron is juist?
A
De afgebeelde mensen deden aan jacht.
B
De afgebeelde mensen deden aan landbouw.
C
Er waren kleine verschillen in aanzien in de afgebeelde samenleving
D
Geen van de genoemde uitspraken is juist.

Slide 40 - Quiz