Wat is het
onderwerp in de zin?
1. De milkshake was besteld door mijn vriendin.
2. Gisteren kocht mijn broertje een ijsje.
3. Mijn oom kwam onverwachts op mijn verjaardag.
4. Waarom zit jij niet meer op voetbal?
5. Voor de taart hebben we veel ingrediënten nodig.