Yuverta

Afronden van decimale getallen en kommagetallen, 2F

Decimale getallen afronden
En rekenen met kommagetallen
1 / 20
next
Slide 1: Slide
RekenenMiddelbare schoolvmboLeerjaar 2-4

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Decimale getallen afronden
En rekenen met kommagetallen

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

deel 1

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Doelen
  • Je kent de regels voor het afronden van decimalen.
  • Je rondt decimalen op de juiste manier af.

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Regels
Als je afrondt op twee decimalen, dan kijk je naar het derde decimaal.
Bij het afronden op drie decimalen, kijk je naar het vierde decimaal.
Je kijkt altijd naar het eerstvolgende decimaal.

Dan geldt:
0 t/m 4: rond af naar beneden (het cijfer waarop je afrondt verandert niet).
5 t/m 9: rond af naar boven (je verhoogt het cijfer waarop je afrondt met 1).


Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Rond af op 2 decimalen:

12,5498

Slide 5 - Open question

This item has no instructions

Rond af op 3 decimalen:

9,29432

Slide 6 - Open question

This item has no instructions

Let op!
Je kijkt alleen naar het eerstvolgende decimaal. De decimalen die daarachter staan, zijn niet van belang.

Dus 1,49 afronden op een
heel getal wordt 1.

Slide 7 - Slide

Het is dus niet goed om eerst 1,49 af te ronden naar 1,5 en vervolgens naar 2.
Rond af op 1 decimaal:

164,0487

Slide 8 - Open question

This item has no instructions

Rond af op een heel getal:

89,823

Slide 9 - Open question

This item has no instructions

Afronden bij sommen
Vaak komen sommen niet uit op een rond getal. Als je een rekenmachine gebruikt kún je soms alle decimalen niet eens opschrijven. In de vraag staat dan aangegeven op hoeveel decimalen je het antwoord moet afronden.
Antwoorden op sommen met geld rond je altijd af op 2 decimalen.

Let op: je mag pas afronden aan het eind!
Laat je rekenmachine met het onafgeronde getal doorrekenen.



Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Deel 2
Doel: oefenen met kommagetallen

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Hoeveel is 10,2 - 5,1
A
4,9
B
5,2
C
5,0
D
5,1

Slide 12 - Quiz

This item has no instructions

Dat was niet zo moelijk toch ?
We doen er nog een paar

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Hoeveel is 9,4 - 3,45
A
5,9
B
5,95
C
6,0
D
5,8

Slide 14 - Quiz

This item has no instructions

Hoeveel is 667,1 - 24,5
A
642
B
645
C
642,6
D
655,2

Slide 15 - Quiz

This item has no instructions

Ellis heeft 6 liter verf nodig, in 1 blik zit 0,75 liter
Hoeveel van deze blikken verf
moet zij dan kopen?
A
22
B
4
C
10
D
6

Slide 16 - Quiz

This item has no instructions

Johanne en haar moeder hebben in een café in totaal 4 glazen cola gedronken. Zij moeten € 9,20 betalen
Wat kost dan één glas cola?
A
2
B
3
C
2,30
D
2,50

Slide 17 - Quiz

This item has no instructions

Bij veel goede doelen kun je donateur worden vanaf € 2,50 per maand.
Hoeveel euro is dat minimaal per jaar?
A
30
B
24
C
50
D
15

Slide 18 - Quiz

This item has no instructions

Heb je nog vragen? Schrijf ze hier op.

Slide 19 - Open question

This item has no instructions

Dan gaan we nu verder met studyflow ..

Slide 20 - Slide

This item has no instructions