2021_01_10 3k H4.2




H4.2 Woon je verzekerd?
1 / 35
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3,4

This lesson contains 35 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson




H4.2 Woon je verzekerd?

Slide 1 - Slide

Programma
Log in via lessonup.app met je normale voornaam
Nakijken huiswerk 12 en 13 pagina 103
Uitleg 4.2
Zelfstandig werken
Quiz
Einde les

Slide 2 - Slide

Maak een foto van pagina 103 met het huiswerk en plaats de foto hier:

Slide 3 - Open question

12
a Alleen als je een nieuwe verzekering afsluit, moet er een polis opgemaakt worden. Die is ook geldig in de jaren daarna.
b De verzekeringsmaatschappij moet het bedrag aan de belastingdienst van de over-heid) afdragen.

Slide 4 - Slide

13a
premie € 57,00
poliskosten € 5,00 +
    € 62
assurantiebelasting 0,21 × 62      € 13,02 +
verzekeringskosten 1e jaar € 75,02

Slide 5 - Slide

13b
Als er niets verandert aan de polisvoorwaarden hoeft er ook geen nieuwe polis worden opgesteld en verstuurd.

Slide 6 - Slide

Lesdoelen 

Aan het einde van de les kunnen jullie:

  • Uitleggen wat een inboedelverzekering en opstalverzekering zijn en waarvoor mensen deze afsluiten.
  • Uitleggen wat de gevolgen zijn als je onderverzekerd bent. 

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Video

Inboedelverzekering
= dekt de schade die je door inbraak, brand of wateroverlast hebt aan de spullen in je huis.




           Meestal verzekerd tegen de nieuwwaarde 

Slide 9 - Slide

Opstalverzekering
= verzekering tegen schade aan het huis zelf, bijvoorbeeld door brand of storm.

Herbouwwaarde = het bedrag dat nodig is om hetzelfde huis opnieuw te bouwen.

Slide 10 - Slide

Onderverzekeren
Onderverzekerd = als de verzekerde waarde van je inboedel of woonhuis lager is dan de werkelijke waarde ervan.

De schadevergoeding bij onderverzekering =
verzekerde waarde : werkelijke waarde x schadebedrag

Slide 11 - Slide

Voorbeeld onderverzekeren
Rob sluit voor zijn huis een opstalverzekering af. Hij verzekert zijn huis voor €200.000.
Door een storm loopt Rob schade op van €8.000. De herbouw-waarde van het huis blijkt €250.000. Bereken hoeveel de verzekeraar aan Rob vergoedt.



Formule: verzekerde waarde : werkelijke waarde x schadebedrag
Verzekerde waarde : werkelijke waarde x schadebedrag

(200.000 : 250.000) x 8000 = €6.400

Slide 12 - Slide

Onderverzekeren
Rob bekijkt de polisvoorwaarden en ziet dat hij een eigen risico heeft van €300 per gebeurtenis. Hoeveel euro moet Rob nu in totaal zelf betalen?
€8.000 - €6.400= € 1.600 + €300 = €1.900

Slide 13 - Slide

Oververzekeren
Als een huis of inboedel oververzekerd is, is de werkelijke waarde van de inboedel of woning lager dan de verzekerde waarde. De verzekeraar betaalt dan het volledige schadebedrag uit maar niet meer.

Oververzekeren heeft geen zin. Je betaalt dan meer premie, maar je krijgt nooit meer vergoed dan de geleden schade

Slide 14 - Slide

Zelfstandig werken
Maak opgave 14 t/m 18 vanaf pagina 104
Eerder klaar? Maak opgave 19, 20 en 21.


timer
10:00

Slide 15 - Slide

14
Je kunt spullen kwijt zijn die voor jou een emotionele waarde hebben, bijvoorbeeld foto’s van familieleden, vakantiefoto’s, zelfgemaakte spulletjes. De waarde daarvan is niet in geld uit te drukken.
Na inbraak zijn veel mensen bang in hun eigen huis. Ook die angst is niet in geld uit te drukken.

Slide 16 - Slide

15
Schade aan de spullen in huis als gevolg van inbraak, brand of wateroverlast.

Slide 17 - Slide

16
a De premie is € 1,80 per € 1.000 euro verzekerd bedrag (regio A)
45.000 ÷ 1.000 x € 1,80 = € 81
b 1. De premie is hoger.
2. Er geldt een eigen risico.

Slide 18 - Slide

17
Door rookmelders kan brand eerder ontdekt worden, zodat er minder schade is. De verzekeraar hoeft dan minder schadevergoeding te betalen.

Slide 19 - Slide

18
a Mensen kunnen dan zelf hun risico’s zien en besluiten wat ze wel of niet verzekeren.
b Eigen antwoord, bijvoorbeeld:
Ja, want daardoor verminderen ze de kans op schade.

Slide 20 - Slide

Quiz
5 vragen

Slide 21 - Slide

Een verzekering voor je spullen in je huis noem je een ...
A
inboedelverzekering.
B
opstalverzekering.

Slide 22 - Quiz

Een opstalverzekering
A
verzekert de inboedel van een woonhuis
B
verzekert de gebouwen

Slide 23 - Quiz

Als je een koophuis hebt is het verstandig om een...….. af te sluiten
A
inboedelverzekering
B
inboedelverzekering en opstalverzekering
C
opstalverzekering
D
geen van alle antwoorden is juist

Slide 24 - Quiz

Een lekkage in een huurhuis zorgt voor waterschade aan het plafond.
Dit wordt vergoed door:
A
de aansprakelijkheids-verzekering van de verhuurder
B
de inboedelverzekering van het gezin
C
de opstalverzekering van het gezin
D
de opstalverzekering van de verhuurder

Slide 25 - Quiz

Oververzekeren heeft altijd zin.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 26 - Quiz

4.2 Woon je verzekerd (deel 1)
Inboedelverzekering
  • Dekt de schade die je door inbraak, brand of wateroverlast hebt aan de spullen in je huis.
  • Meestal tegen nieuwwaarde
Misdaadmeter 2016

Slide 27 - Slide

Einde les
Huiswerk afronden t/m 21 op pagina 105.

Slide 28 - Slide

4.2 Woon je verzekerd (deel 1)
Deze les:
  • Inboedelverzekering

Slide 29 - Slide

Huiswerk
19 t/m 25 vanaf pagina 108

Slide 30 - Slide

4.2 Woon je verzekerd (deel 2)
Deze les:
  • Opstalverzekering
  • Onderverzekerd

Slide 31 - Slide

4.2 Woon je verzekerd (deel 2)
Opstalverzekering:
  • Voor schade aan het huis zelf
  • Verzekerd tegen herbouwwaarde (bedrag dat je nodig hebt om hetzelfde huis opnieuw te bouwen
  • Let op!! herbouwwaarde is geen  verkoopwaarde!!

Slide 32 - Slide

4.2 Woon je verzekerd (deel 2)
Onderverzekerd:
  • De verzekerde waarde van inboedel of woonhuis is lager dan de werkelijke waarde
  • Je krijgt minder vergoed dan de schade die je hebt geleden


Slide 33 - Slide

4.2 Woon je verzekerd (deel 2)
Onderverzekerd:
  • De verzekerde waarde van inboedel of woonhuis is lager dan de werkelijke waarde
  • Je krijgt minder vergoed dan de schade die je hebt geleden


Schadevergoeding bij onderverzekering =
 verzekerde waarde / werkelijke waarde x schadebedrag

Slide 34 - Slide

Aan het werk!
MMaken:
t/m vraag 22

Leren:
Begrippen 4.2

Slide 35 - Slide