L'imparfait

• Frans
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 2

L'imparfait

Bron C

Qu'est-ce qu'on va faire? 

- Le but

- Contrôler les devoirs

- Bron C

- Les devoirs

Le but

- Aan het einde van de les kan ik een zin maken in de imparfait. 

Contrôler les devoirs

Tu connais Jenifer?

Qu’est-ce qu’elle chante?

Et qu’est-ce qu’elle fait en ce moment?

Maak een zin (in het Nederlands) in de verleden tijd.

Voorbeelden

Zij had een hond.

Zij zochten de bakker.

Mijn ouders hielden van muziek. 

En français

Zij had een hond = Elle avait un chien.

Zij zochten de bakker = Elles cherchaient la boulangerie.

Mijn ouders hielden van muziek = Mes parents adoraient la musique. 

Hoe maken we de imparfait?

STAP 1:

- neem de nous vorm van de present.

trouvons

avons

aimons

nous-vorm van de présent

Stap 2

Haal -ons van de nous vorm.

Avons --> av

trouvons --> trou

Aimons --> aim

Stap 3

Voeg de juiste uitgang toe.

je -> ais                                           nous --> ions

tu--> ais                                       vous--> iez

il/elle/on --> ait                          ils/elles--> aient

Exemples

aimer = houden van

ik hield van = j'aimais

jij hield van = tu aimais

hij hield van = il aimait

wij hielden van  = nous aimions

jullie hielden van = vous aimiez

zij hielden van = ils/elles aimaient

Ik danste
(dansen = danser)

1. Je dansait
2. Je dansais
3. tu dansais
4. elle dansait

LET OP!

être is onregelmatig

ik was = j'étais

jij was =

hij was =

LET OP!

Il y avait is de verleden tijd van il y a

il y a = er is / er zijn

il y avait = er was / er waren

Nous (imparfait) ___

1. cherchons
2. cherchions
3. chercherons
4. chercherions

imparfait: j'... avoir

1. avais
2. avait
3. avons

Zet in de verleden tijd.
Les filles dansent dans la rue.

Mon père (jouer) de la guitare.

1. jouait
2. jouions
3. jouais
4. joue

Verschillen

Imparfait

présent 

passé composé

vous parlaient

1. présent
2. passé composé
3. imparfait

ils avaient

1. passé composé
2. imparfait
3. présent

Il a mangé

1. Passé composé
2. Imparfait
3. présent

Je donne

1. Imparfait
2. Présent
3. Passé composé

Au travail!

- faire exercice 13 & 14 dans le livre.

- Als je vragen hebt, steek je hand op.

klaar? leer voca B

Le but

- Aan het einde van de les kan ik een zin maken in de imparfait. 

BON WEEKEND !