Bijwoorden & bijvoeglijke naamwoorden THA

Adjectives and adverbs
Bijvoeglijke naamwoorden & bijwoorden
1 / 32
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo b, k, gLeerjaar 2-4

This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 20 min

Items in this lesson

Adjectives and adverbs
Bijvoeglijke naamwoorden & bijwoorden

Slide 1 - Slide

Adjectives and adverbs
      Deze lessonup gaat over bijvoeglijke naamwoorden en
bijwoorden.

Lesdoel: Begrijpen wat bijvoeglijke naamwoorden en bijwoorden zijn en hoe je ze moet toepassen in Engelse zinnen.

Slide 2 - Slide

Adjectives bijvoeglijke naamwoorden
Bijvoeglijke naamwoorden (EN: adjective) zijn woorden die je kunt gebruiken om iets of iemand te beschrijven.
Een bijvoeglijk naamwoord zegt daardoor iets over een zelfstandig naamwoord.

The fast car. --> De snelle auto.
The pretty girl. --> De knappe meid.
The handsome boy. --> De knappe jongen.

Slide 3 - Slide

Adverbs bijwoorden
Een bijwoord (adverb) zijn woorden die aangeven hoe iemand (of iets) wat doet.
Een bijwoord zegt daardoor iets over een werkwoord.
Een bijwoord kan ook iets zeggen over een bijvoeglijk naamwoord.
Een bijwoord kan ook iets zeggen over een hele zin.

She sings beautifully. --> Ze zingt fantastisch.
She is an extremely nice girl -->Ze is een ontzettend aardig meisje.
Luckily, she turned out to be nice. --> Gelukkig, ze bleek aardig te zijn. 

Slide 4 - Slide

Adverbs bijwoorden
Je maakt bijwoorden door ly achter bijvoeglijke naamwoorden te zetten.

bijvoorbeeld: 
beautiful --> beautifully
careful --> carefully
quick --> quickly

Slide 5 - Slide

Adverbs bijwoorden
Soms verandert de spelling.
bijvoorbeeld: 
easy--> easily
terrible -->terribly
basic--> basically

Slide 6 - Slide

Adverbs bijwoorden
Sommige woorden veranderen zelfs helemaal (niet):

good --> well: She is a good singer. She sings well.
fast --> fast:    A Ferarri is fast. The car drives fast.

Slide 7 - Slide

Adjectives and adverbs
Je krijgt nu een aantal vragen om te kijken of je de bijwoorden en bijvoeglijke naamwoorden kunt toepassen in Engelse zinnen.

Slide 8 - Slide

She is a good singer.
Over welk woord zegt 'good' iets?
A
She
B
is
C
a
D
singer

Slide 9 - Quiz

The car stopped quickly.
Over welk woord zegt 'quickly' iets?
A
the
B
car
C
stopped

Slide 10 - Quiz

Wanneer een woord iets zegt over een zelfstandig naamwoord (persoon/dier/ding) dan moet er 'ly' achter.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 11 - Quiz

Wanneer een woord iets zegt over een werkwoord dan moet er 'ly' achter.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 12 - Quiz

She sings ...
A
beautiful
B
beautifully

Slide 13 - Quiz

She can play the drums ...
A
wonderful
B
wonderfully

Slide 14 - Quiz

I always like a ... story.
A
good
B
well

Slide 15 - Quiz

Yesterday was a ... day.
A
strange
B
strangely

Slide 16 - Quiz

He ... reads a book.
A
quick
B
quickly

Slide 17 - Quiz

July is a ... girl
A
beautiful
B
beautifully

Slide 18 - Quiz

She sings ..............
A
beautiful
B
beautifully

Slide 19 - Quiz

He is a ... driver.
A
careful
B
carefully

Slide 20 - Quiz

This is a ......................... car, it drives ......................
A
powerful - powerful
B
powerfully - powerful
C
powerful - powerfully
D
powerfully - powerfully

Slide 21 - Quiz

He is a .............. swimmer, he swims .............. .
A
good - good
B
good - well
C
well - well
D
well - good

Slide 22 - Quiz

You have to work ....................... ...........................
A
extreme carefully
B
extremely carefully
C
extreme careful
D
extremely careful

Slide 23 - Quiz

Max is a (wonderful) singer.

Slide 24 - Open question

Max sings (wonderful).

Slide 25 - Open question

The dog barks (loud).

Slide 26 - Open question

He drives the car (careful).

Slide 27 - Open question

..............., I realised I was late. (sudden)

Slide 28 - Open question

He is (basic) doing it all by himself..

Slide 29 - Open question

Adjectives and adverbs
Hopelijk weet je nu iets meer over de bijwoorden en bijvoeglijke naamwoorden in het Engels en kun je ze al een beetje toepassen in Engelse zinnen. 

Slide 30 - Slide

Samenvatting
Een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over een zelfstandig naamwoord.
(zonder -ly)

Een bijwoord zegt  iets over een werkwoord. (+ly)
Dus over hoe iets of iemand wat doet.
Of een bijwoord zegt iets over een bijvoeglijk naamwoord of hele zin. 



Slide 31 - Slide

Ik begrijp de uitleg.
😒🙁😐🙂😃

Slide 32 - Poll