Unit 1 - lesson 2 (17-09-2020)

• Engels
• Middelbare school
• vmbo g
• Leerjaar 2

WELCOME

1. Sit next to someone you can work well with (goed mee kan samenwerken)

2. Grab your coursebook and workbook A

3. Start up your laptop and go to lessonup.app

4. fill in the code 

silence

zachtjes overleggen

rustig praten

PLANNING

• Present Simple :)
• Bezit
• Huiswerk nakijken

When do you use the Present Simple?

1. Als iets altijd gebeurt
2. Als iets nooit gebeurt
3. Als iets regelmatig gebeurt
4. Alle drie de antwoorden zijn goed

In de zin staan dan vaak woorden als:

Welke woorden gebruiken we bij een ontkenning?

1. have/has
2. haven't/hasn't
3. do/does
4. don't/ doesn't

Welke vraag zin is correct?

1. Always do I eat breakfast?
2. Do I always eat breakfast?
3. I always eat breakfast?
4. Does I always eat breakfast?

Present Simple

Wanneer?

Als iets altijd, nooit of regelmatig gebeurt

Kenmerken

always, never, often, usually, regularly, sometimes, etc.

I like him                               He likes him                 -->      SHIT-regel                  

silence

zachtjes overleggen

rustig praten

TIME FOR A GAME

Eén iemand in de groep gaat via de laptop naar https://onlinedobbelsteen.nl

Play the game and use the Present Simple!

"I always eat breakfast."

always

never

often

usually

regularly

sometimes

every day

          GET TO WORK

1. Read the grammar rules about the Past simple on page 92 (coursebook)

2. Do exercise 7 on page 11 (workbook A)

3. Ready? Check your homework (exercise 2-6)

silence

zachtjes overleggen

rustig praten

BEZIT

Om aan te geven van wie iets is gebruik je: 's of '

Bij dingen, plaatsen of landen:

the cities of Ireland

the back of the car

's

'

silence

zachtjes overleggen

rustig praten

           GET TO WORK

1. Read the grammar rules about 'bezit' on page 92 (coursebook)

2. Do exercise 8 on page 12 (workbook A)

3. Ready? Check your homework (exercise 2-6)

silence

zachtjes overleggen

rustig praten

Wat hebben we deze les besproken?

NEXT LESSON

Do exercise 7 + 8 on page 11-12

Oefen de woordjes van lesson 2 en herhaal de woordjes van lesson 1.