2324 3Aac (6.12.23)

• Duits
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 3

Mittwoch, den 6.12.23

Montag, 30.10.23

Köln

Lernziele

       GRAMMATIK

• Ich habe den richtigen Fall in einem Satz ergänzt.
  
  

    

Programm

• Grammatik: die Fälle > Theorie und Aufgabe 10 und 11

Die Fälle (naamvallen)

Daar loopt hij.

Ik loop met hem.

Da läuft er.

Ich laufe mit ihm.

Die Fälle (naamvallen)

Daar loopt mijn dochter.

Ik praat met mijn dochter.

Da läuft meine Tochter.

Ich laufe mit meiner Tochter.

Ich habe den richtigen Fall in einem Satz ergänzt.

Wat houdt dat in?

- Ik weet welke woorden bij de der-groep horen. (Par. 13 Handbuch)

- Ik weet welke woorden bij de ein-groep horen. (Par. 13 Handbuch)

Ich habe den richtigen Fall in einem Satz ergänzt.

Wat houdt dat in?

- Ik ken de vertaling van de woorden van de der- en de ein-groep. (Par. 13 Handbuch)

- Ik ken de uitgangen van de woorden van de der- en de ein-groep. (Par. 13 Handbuch)

Ich habe den richtigen Fall in einem Satz ergänzt.

Wat houdt dat in?

- Ik ken de voorzetsels met de derde naamval. (Par. 12/16-I Handbuch)

- Ik ken de voorzetsels met de vierde naamval. (Par. 12/16-II Handbuch)

Ich habe den richtigen Fall in einem Satz ergänzt.

Wat houdt dat in?

- Ik ken de vertaling van de voorzetsels met de derde naamval. (Par. 16-I Handbuch)

- Ik ken de vertaling van de voorzetsels met de vierde naamval. (Par. 16-II Handbuch)

An die Arbeit!

Wir machen folgende Aufgaben:

Lektion 1, Aufgabe 10 und 11

Danach: 

Aufgabe 12 zusammen

Lerne: Voka. Lektion 1 und Gramm. Par. 12, 13 und 16 (Handbuch)