This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
3.4 schrijven en formuleren
Slide 1 - Slide
In deze paragraaf leer je
Hoe je een betoog schrijft
Hoe je jouw mening opschrijft
Hoe je argumenten bij je mening opschrijft
Hoe je korte en lange zinnen afwisselt in je tekst
Slide 2 - Slide
Dit weet je al over feiten en meningen. Welke zin is goed?
A
Als je vertelt wat je van iets vindt, dan geef je je mening
B
Als je de reden geeft waarom je iets vindt, vertel je een feit
Slide 3 - Quiz
Feit
Mening
Ik vind mijn broer vaak irritant.
Mijn nieuwe mobiel kostte 148 euro.
Slide 4 - Drag question
Een tekst schrijven
In een bepaalde tekst geef je je mening over een onderwerp.
Je wilt de lezer overtuigen van jouw mening.
Je gebruikt hiervoor argumenten.
Slide 5 - Slide
Een tekst schrijven n.a.v. je mening
Slide 6 - Slide
Waar of niet waar? Met argumenten leg je je mening uit
A
Waar
B
Niet waar
Slide 7 - Quiz
Waar of niet waar? De signaalwoorden ten eerste, bovendien en ook gebruik je in het slot van de tekst.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 8 - Quiz
Korte en lange zinnen
Een tekst lees prettig als je niet steeds dezelfde woorden herhaalt.
Je kunt bijvoorbeeld verwijswoorden, synoniemen, of omschrijvingengebruiken
Slide 9 - Slide
Wat is een verwijswoord?
Slide 10 - Open question
Wat is een omschrijving?
Slide 11 - Open question
Voegwoorden
Voegwoorden gebruik je om twee zinnen aan elkaar te plakken (samen te voegen).
Voorbeelden van voegwoorden zijn: maar, want, omdat, en, of
Slide 12 - Slide
Maak van de lange zinnen twee korte zinnen. Haal het voegwoord weg. Hij is nog jong, dus hij weet wat ons bezighoudt.
Slide 13 - Open question
Maak van de lange zinnen twee korte zinnen. Haal het voegwoord weg. Als het weekend is, denk ik niet aan school.
Slide 14 - Open question
Oefenen met verwijswoorden
In de volgende sleepvraag ga je oefenen met verwijswoorden.
Sleep steeds het juiste verwijswoord naar de juiste plaats in de tekst.
Slide 15 - Slide
Herinneren jullie je Schooltv. nog? Ik heb net via Uitzending Gemist nog eens naar gekeken. ging over vogels en vleugels. De presentatrice wilde zelf ook vliegen en bouwde een complete set vleugels. kwam ze natuurlijk geen centimeter van de grond. Toen ik als leerling uit groep 7 bekeek, had ik het gevoel echt was. Nu zag ik meteen dat nep was. Jammer dus om steeds slimmer te worden.
...
...
...
...
...
...
...
daar
daarmee
dat
dit
het
het
zij
Slide 16 - Drag question
Oefenen met signaalwoorden
In de volgende sleepvraag ga je oefenen met signaalwoorden.
Sleep steeds het juiste signaalwoord naar de juiste plaats in de tekst.
Slide 17 - Slide
1. Ik vind het niet goed als kinderen al Engels krijgen op de basisschool, dat ten koste gaat van hun Nederlands.
2. Iedereen moet eerst goed Nederlands leren, dat is tenslotte de standaardtaal.
3. De kennis van het Nederlands gaat achteruit, als kinderen in het Engels moeten lezen en schrijven.
4. vind ik dat kinderen eerst goed Nederlands moeten leren en pas Engels als ze op de middelbare school zitten.