Werkwoorden 1 BiZ-BiW les 44-45-46

Werkwoorden 44-45-46
1 / 15
next
Slide 1: Slide
NT2Middelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Werkwoorden 44-45-46

Slide 1 - Slide

Wat weet
 je nog van scheidbare werkwoorden ?

1. Wat zijn scheidbare werkwoorden?
2. Wie kent een scheidbaar werkwoord?
3. Uit hoeveel delen bestaat een scheidbaar werkwoord?
4. Welk deel is een werkwoord?
5. Komt het werkwoord vooraan of achteraan?


Slide 2 - Slide

Weet je nog?
Ik spreek het woord uit.
Hij______________ het woord ___________
Wij______________ het woord __________

ik loop naar huis terug.
Hij_____________naar huis ______________.
Wij ____________ naar huis______________


Slide 3 - Slide

 les 39-40-41-42-43( toets)

Slide 4 - Slide

Wat ga je vandaag leren?
Les 44-45- 46 scheidbare werkwoorden  schrijven
in de tegenwoordige tijd.

Ik kan scheidbare werkwoorden die in het hele werkwoord een dubbele medeklinker - ss- ll- nn -hebben goed schrijven in de tegenwoordige tijd.

ik was af- wij wassen af







Slide 5 - Slide

 Scheidbare werkwoorden met een dubbele medeklinker
Je vervoegt alleen het werkwoord ( denk aan de spellingregels):
                          ik                                   stam               zeg  op            ( g)
                          hij/zij/het/jij/u         stam+t           zegt op
                         wij /jullie/zij               stam+ en      zeggen op       (g)
ik  bel op
jij/u/hij/zij/het belt op
wij/jullie/zij bellen op
   *Schrijf nooit een dubbele medeklinker ( ll- nn- mm) aan het eind van een woord.
                                                    
                 

Slide 6 - Slide

Let op!
Ik___________ het probleem______
jij___________ het probleem ________
jullie lossen het probleem op

Ik leg de spullen neer
hij _________ de spullen _________
wij_________ de spullen__________

Slide 7 - Slide

SAMEN OEFENEN   
Wat is goed? zin 1, 2 of 3 

Slide 8 - Slide

( aanzetten)
ik................de televisie ..............
A
Ik zett de televisie aan.
B
ik zetten de televisie aan.
C
Ik zet de televisie aan.

Slide 9 - Quiz

(opbellen)
Jij......... jouw moeder.........
A
Jij belt jouw moeder op.
B
Jij bellt jouw moeder op..
C
Jij bel jouw moeder op.

Slide 10 - Quiz

(aantrekken)
wij....... de jassen .......

A
Wij treken de jassen aan.
B
Wij aantrekken de jassen.
C
Wij trekken de jassen aan.

Slide 11 - Quiz

Oefenen                   

Werken in werkboek
Les 44-45-46 alle zinnen maken ( 10 minuten).
Daarna zelf corrigeren ( antwoordenboek) ( 5  minuten)


Slide 12 - Slide

Wat heb je geleerd vandaag?

Slide 13 - Slide

Papierballen gooien
1. Bedenk een vraag/ zin over de lesstof.
2. schrijf de vraag op.

3. Maak een propje en gooi  dat naar een klasgenoot die de vraag mag beantwoorden.
4. Heeft iedereen een propje van een ander in handen?
5. Vouw het propje open.
6. Lees de vraag en geef antwoord.

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide