Quiz - H1 Natuurkunde en scheikunde

• Natuurkunde / Scheikunde
• Middelbare school
• vmbo
• Leerjaar 2

Quiz H1

Paragraaf 1

Een nieuw vak

Bij nask leer je ook over de levende natuur?

1. Waar
2. Niet waar

Een stof betekent dat iets daarvan gemaakt is

1. Waar
2. Niet waar

Wat is GEEN voorbeeld van een natuurverschijnsel?

1. Bliksem
2. Licht
3. Hout
4. Geluid

Wat is GEEN materiaal

1. Hout
2. Water
3. Steen
4. Ijzer

Als een stof veranderd van toestand hoort dit bij natuurkunde. Als een stof veranderd van stof hoort dit bij scheikunde.

1. Waar
2. Niet waar

De ijsklontjes in je glas cola smelten.

1. Toestand verandert
2. Stof verandert

Je tosti brand aan

1. Toestand verandert
2. Stof verandert

Na het douchen hangt er stoom in de badkamer

1. Toestand verandert
2. Stof verandert

Je bakt een pannekoek

1. Toestand verandert
2. Stof verandert

Paragraaf 2

Onderzoeken

Er zijn 4 zintuigen: ruiken, horen, zien en voelen

1. Waar
2. Niet waar

Bij nask mag je nooit proeven aan stoffen

1. Waar
2. Niet waar

Als je bij nask aan een stof ruikt houd je de fles op een afstand en wuif je een beetje van de damp naar je toe

1. Waar
2. Niet Waar

Wat je wilt onderzoeken bij een onderzoek noem je...

1. Onderzoeksvraag
2. Practicum
3. Conclusie
4. Waarnemen

Het antwoord op een onderzoek noem je ...

1. Onderzoeksvraag
2. Practicum
3. Conclusie
4. Waarnemen

Paragraaf 3

Practicum

Wat is dit?

1. Maatcilinder
2. Erlenmeyer
3. Maatbeker
4. Kookkolf

Wat is dit?

1. Maatcilinder
2. Erlenmeyer
3. Reageerbuis
4. Kookkolf

Wat is dit?

1. Maatcilinder
2. Erlenmeyer
3. Reageerbuis
4. Kookkolf

Wat is dit?

1. Maatcilinder
2. Erlenmeyer
3. Reageerbuis
4. Kookkolf

Wat is dit?

1. Maatcilinder
2. Erlenmeyer
3. Reageerbuis
4. Kookkolf

Welk antwoord
klopt?

1. A = ruisend , B= pauze C = stille
2. A = pauze, B = ruisend C = stille
3. A = Stille, B = ruisend C = pauze
4. A = Pauze, B = stille C = ruisend

Het veranderen van vlam doe je met welk onderdeel van de bunsenbrander?

1. Schoorsteen
2. Gaskraan
3. Luchtschijf

Paragraaf 4

Meten

Een klok, lineaal en weegschaal zijn voorbeelden van meetapparatuur.

1. Waar
2. Niet waar

Digitaal of analoog?

1. Digitaal
2. Analoog

Digitaal of analoog?

1. Digitaal
2. Analoog

Digitaal of analoog?

1. Digitaal
2. Analoog

Digitaal of analoog?

1. Digitaal
2. Analoog

Met een weegschaal of balans meet je

1. Gewicht
2. Lengte
3. Temperatuur
4. Massa

Massa is een ...

1. Eenheid
2. Grootheid

De lengte van Sara is 156 centimeter.

Wat is hier de grootheid?

1. Lengte
2. Sara
3. 156
4. Centimeter

De tijd die het kost om om het voetbalveld te rennen is 2 minuten.
Wat is de eenheid?

1. Tijd
2. Voetbalveld
3. M inuten
4. 2

Als we het hebben over de grote van een voorwerp dan noemen we dit ...

1. Massa
2. Volume
3. Gewicht
4. Temperatuur

Wat is GEEN eenheid van volume?

1. Kubieke centimeter
2. Liter
3. Kilogram
4. Kubieke millimeter