Les 20 november stam

Nederlands
Donderdag 20 november 2024

Groep  DEP 2
Juf Elise

Please go to www.lessonup.com
1 / 30
next
Slide 1: Slide
NT2BasisschoolGroep 6,7

This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Nederlands
Donderdag 20 november 2024

Groep  DEP 2
Juf Elise

Please go to www.lessonup.com

Slide 1 - Slide

Wat gaan we doen?
What?                      Ik vind en schrijf de werkwoorden

Why?                       Ik kan Nederlands werkwoord gebruiken

How?                       Ik gebruik de juiste vorm van het werkwoord

Slide 2 - Slide

Kleur eerst de werkwoorden in deze tekst

Slide 3 - Slide

Zoek de werkwoorden
Op de Optimist International school komen de Rommelpieten langs

's Nachts lopen de Rommelpieten door de donkere gangen.
Op de tafels gooien ze pennen en schriften.
Van de stoelen willen ze een muur bouwen.
Uit de kasten haalt grote Piet stapels boeken.
De boeken liggen overal op de grond verspreid.
In de prullenbakken stoppen ze kleine cadeautjes.
Met stoepkrijt schrijven de pieten op het bord: "Groetjes van de Rommelpieten!"
Onder de banken verstopt de kleinste piet pepernoten en snoep.
De school ziet er de volgende ochtend heel rommelig uit.
Bij binnenkomst kijken de kinderen verbaasd naar de chaos.
Met veel lawaai ontdekken ze de verrassingen.
Uit de prullenbak halen ze lachend de cadeautjes.
Op het bord lezen alle kinderen de grappige tekst.
Met hun juf moeten de kinderen opruimen.
Gelukkig vinden ze steeds meer pepernoten.
In een hoek ligt een grote zak met lekkers.
De kinderen lachen om de streken van de Rommelpieten.
Aan het eind van de dag is de klas weer netjes.
De kinderen hopen stiekem dat de Rommelpieten volgend jaar terugkomen. .



















Slide 4 - Slide

Kleur nu 'wie het doet' in deze tekst

Slide 5 - Slide

Weet je nog? 
Als je een werkwoord vervoegt, heet de ik-vorm de stam...
Je haalt 'en' van het werkwoord af.
rekenen-reken (to calculate)
rusten-rust (to rest)

Slide 6 - Slide

wat is de stam van fietsen?

Slide 7 - Mind map

Wat is de stam van tekenen?

Slide 8 - Mind map

Wat is de stam van stoppen?

Slide 9 - Mind map

Wat is de stam van stemmen?

Slide 10 - Mind map

Wat is de stam van schrijven?

Slide 11 - Mind map

Wat is de stam van erven

Slide 12 - Mind map

Wat is de stam van kiezen?

Slide 13 - Mind map

Wat is de stam van bonzen

Slide 14 - Mind map

EE
Hoor je de EE in het werkwoord? leven, geven, lezen
Dan schrijf je die als ee in de stam.
Leven- ik leef (to live)
Geven- ik geef (to give)
Lezen- ik lees (to read)

Slide 15 - Slide

AA
Hoor je de AA in het werkwoord? haten, draven, grazen
Dan schrijf je die als aa in de stam.
haten- ik haat (to hate)
draven- ik draaf (to trot)
grazen- ik graas (to graze)

Slide 16 - Slide

oo
Hoor je de AA in het werkwoord? hopen, dromen, lopen
Dan schrijf je die als oo in de stam.
hopen- ik hoop (to hope)
dromen- ik droom (to dream)
lopen- ik loop (to walk)

Slide 17 - Slide

Wat is de stam van eten

Slide 18 - Mind map

Wat is de stam van dragen

Slide 19 - Mind map

Wat is de stam van dromen

Slide 20 - Mind map

Wat is de stam van kopen

Slide 21 - Mind map

Wat is de stam van legen

Slide 22 - Mind map

Wat is de stam van klagen

Slide 23 - Mind map

Quiz

Slide 24 - Slide

De stam is de ik-vorm
Wat is de stam ven het werkwoord worden (to become)
A
wordt
B
worden
C
word
D
woord

Slide 25 - Quiz

De stam is de ik-vorm
Wat is de stam van het werkwoord verhuizen (to move).
A
verhuiz
B
verhuis
C
verhus
D
verhuizt

Slide 26 - Quiz

De stam is de ik-vorm.
Wat is dan de stam van lopen?
A
loopt
B
liep
C
lopen
D
loop

Slide 27 - Quiz

De stam is de ik-vorm.
Wat is dan de stam van fietsen?
A
fietsen
B
fiets
C
fietste
D
fietst

Slide 28 - Quiz

De stam is de ik-vorm
Wat is de stam van het werkwoord rijden
A
rijdt
B
rijd
C
rijt
D
rijdet

Slide 29 - Quiz

De stam is de ik-vorm
Wat is de stam van het werkwoord vinden.
A
vind
B
vint
C
vindt
D
vindet

Slide 30 - Quiz