WERKWOORDEN ovt vtt

• NT2
• ISK

WERKWOORDEN ovt vtt

WOORDTRAINER 13.

Welke zin staat er in de OVT?

1. ik schrijf jou
2. ik heb je geschreven
3. ik schreef jou

Welke zin staat er in de OVT?

1. Hij vraagde iets
2. Hij vroeg iets
3. Hij heeft iets gevraagd

Wat is goed in de OVT?

1. wij lag
2. wij liggen
3. Wij hebben gelegen
4. wij lagen

Wat is goed in de OVT?

1. ik heb aan jou gedacht
2. ik dachte aan jou
3. ik dacht aan jou
4. ik denk aan jou

Zet het werkwoord in de OVT:
Hij luistert naar de muziek.
Hij ..........

Zet het werkwoord in de OVT.
Wij antwoorden niet meer.
Wij ...........

Wat staat goed in de VTT?

1. Hij heeft geantwoort
2. Hij antwoorde
3. Hij heeft geantwoord
4. Hij antwoordde

Wat staat goed in de VTT?

1. Jullie tekenden een boom
2. Jullie hebben een boom getekend
3. Jullie hebben een boom getekent.

Zet het woord in de VTT.
(zitten) Ik heb in de klas .....................

Zet in de VTT:
Wij hebben onze handen ........( wassen)

Zet in de OVT:
(gaan) U ............ naar de bioscoop.

Zet in de OVT:
(lezen) De leerlingen .......... een boek.

PAS OP: VTT
Hij ............. een boek .....................(lezen)

PAS OP: VTT.
Jij ......... de som niet ................(begrijpen)

Wat is goed in de VTT?

1. Jij hebt in Walibi geweest
2. Jij bent in Walibi geweest
3. Jij geeft in Walibi geweest.

Wat past er in de zin:
Hij heeft geen geld meer, ........hij heeft een fatbike gekocht.

1. en
2. omdat
3. maar
4. want

Wat pas er in de zin:
De docent is heel boos, ......... blijft toch aardig.

1. en
2. maar
3. want
4. omdat

Wat past?:
Hij is te laat op school, ........... hij de bus gemist heeft.

1. want
2. maar
3. omdat
4. en

Wat past?
De man eet het liefst patat ......... pizza.

1. en
2. want
3. maar
4. omdat

Wat past?
Hij is te laat, ............ hij heeft de bus gemist.

1. want
2. omdat
3. en
4. maar