Leg uit wat smart is en zet daarna iedereen in max. 7 breakout rooms voor 5 minuten om hun gekozen onderzoeksvraag te testen op smart.
SMART
(zie voor meer info over SMART de bijlage van de begeleidershandleiding)
Tijdens deze slide gaan de leerlingen in duo’s de vragen die eerder hebben opgeschreven (en nu op het bord staan) toetsen aan SMART.
- Doel: Hoe kun je op een systematische manier goede vragen stellen.
Vraag de leerlingen of ze weten waar deze letters voor staan.
De leerlingen hebben deze theorie waarschijnlijk al eens eerder gehad, maar het is niet erg om deze theorie voor ze op te frissen. Schrik er dus ook niet van als de leerlingen hier al over weten.
Laat de leerlingen voor elke letter SMART toepassen op hun eigen onderzoeksvragen en de vragen die zijn gevormd tijdens de verwondering.
S – Specifiek:
Een vraag moet specifiek zijn. Dit betekent dat de vraag duidelijk is. Zoals de pijl in de roos, het moet precies meten wat je wilt meten. Door een specifieke vraag maak je ook je onderzoeksvraag kleiner. Net zagen we al dat je je onderzoeksterrein moet beperken.
VOORBEELD: ‘Ik wil gezonder leven’. Is erg breed. ‘ik wil 15 kilo afvallen’ of ‘ik wil stoppen met roken’ zijn specifieke doelen.
-> Laat leerlingen in duo’s één vraag kiezen en bepalen of die zo specifiek is en laat ze de vraag verbeteren. Kies daarna één duo en bespreek het antwoord.
M – Meetbaar:
Een vraag moet meetbaar zijn. Dit houdt in dat het resultaat ook zichtbaar moet kunnen zijn. Vaak worden getallen of percentages gebruikt. Zoals de appel met het meetlint, dat kun je meten en daar krijg je kwantitatieve gegevens van.
VOORBEELD: gezonder leven kan je niet meten, maar afvallen bijvoorbeeld wel door op de weegschaal te gaan staan.
-> Laat leerlingen in duo’s één vraag kiezen en bepalen of die zo meetbaar is en laat ze de vraag verbeteren. Kies daarna één duo en bespreek het antwoord.
A – Acceptabel:
Een vraag moet acceptabel zijn. Hetgeen je onderzoekt moet wenselijk zijn om te onderzoeken.
VOORBEELD: Het is bijvoorbeeld wenselijk om te onderzoeken of de overlast meldingen in de stad zijn gedaald nadat er camera’s zijn opgehangen.
-> Laat leerlingen in duo’s één vraag kiezen en bepalen of die zo acceptabel is en laat ze de vraag verbeteren. Kies daarna één duo en bespreek het antwoord.
R – Realistisch:
Een vraag moet realistisch zijn. Is het haalbaar binnen gegeven tijd? Is het uitvoerbaar met aanvaardbare inspanningen? Een onbereikbaar doel motiveert mensen niet.
VOORBEELD: Je zal dus een percentage toename of afname van meldingen als resultaat krijgen.
-> Laat leerlingen in duo’s één vraag kiezen en bepalen of die zo relevant is en laat ze de vraag verbeteren. Kies daarna één duo en bespreek het antwoord.
T – Tijdgebonden:
Een vraag moet tijdgebonden zijn. Een goede vraag bevat minimaal één datum. Vaak worden er meerdere data genoemd zoals een start- eind en tussendatum. Zodoende is het duidelijk voor het publiek wanneer dit is onderzocht.
VOORBEELD: Per (datum) is het beleid gehanteerd, en je onderzoekt het tot een specifieke datum . Hierdoor is het tijdsgebonden en dus haalbaar.
-> Laat leerlingen in duo’s één vraag kiezen en bepalen of die zo tijdsgebonden is en laat ze de vraag verbeteren. Kies daarna één duo en bespreek het antwoord.