Kinderen met dyscalculie hebben een hardnekkig probleem met het aanleren en automatiseren van reken- en telhandelingen. Begrip van getallen is er vaak ook niet. Een kind heeft onvoldoende inzicht dat het verschil tussen 75 en 80 net zo groot is als tussen 5 en 10. Ook de koppeling tussen hoeveelheden (vier appels) aan het getal (4) en het woord (vier) verloopt niet goed. Hier heb je last van bij het maken van eenvoudige rekensommen, maar bijvoorbeeld ook bij het klokkijken en omgaan met geld. Wanneer je rekenproblemen ervaart, is dat lastig. Het gaat dan echter niet altijd om een rekenstoornis. Dyscalculie komt voor bij zo’n 3 tot 6 procent van de basisschoolleerlingen. Het kan erfelijk zijn, maar soms komt dyscalculie voor het eerst in een familie voor.