M2, herhaling

1 / 26
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide


Startklaar: 
Telefoon in Zakkie, in je tas
Laptop op tafel

Slide 2 - Slide

Agenda (jmtov)
  • Vragen?
  • Ik lees het laatste deel van het fragment voor
  • Werken aan de boekopdracht + tijd voor feedback
  • Taak NUMO (= oefenen PTO)
timer
15:00
timer
12:00

Slide 3 - Slide

Boekopdracht
Deadline: 16-06-2024 18.00 uur
Via Magister ELO



Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide


Startklaar: 
Telefoon in Zakkie, in je tas
Laptop op tafel

Slide 6 - Slide

Agenda (jmtov)
  • Vragen?
  • Herhaling

Slide 7 - Slide

Wat is het voegwoord?

Wil je een appel of een peer?
A
een
B
wil
C
of
D
je

Slide 8 - Quiz

Wat is het voegwoord?
Ik kon je niet appen, want mijn batterij was leeg.
A
appen
B
want

Slide 9 - Quiz

Wat is het voegwoord?
Hoewel ik ziek was, ben ik toch naar buiten gegaan
A
Hoewel
B
was
C
ben
D
gegaan

Slide 10 - Quiz

Wat is het voegwoord?

Als ik daarheen ga, ga je dan mee?
A
Als
B
ga
C
ga
D
mee

Slide 11 - Quiz

Slide 12 - Slide


Wat zijn de bijvoeglijke naamwoorden?
A
zonnige
B
dag
C
zonnige , leren
D
leren

Slide 13 - Quiz

Schrijf het bijvoeglijk naamwoord op de juiste manier.
A
De vergrote trap
B
De vergrootte trap

Slide 14 - Quiz

Schrijf het bijvoeglijk naamwoord op de juiste manier
A
Het ijzeren hek
B
Het ijzere hek

Slide 15 - Quiz

Welk bijvoeglijk naamwoord is een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord?
A
De lelijke kast
B
De metalen kast
C
De grijze kast
D
De oude kast

Slide 16 - Quiz

Slide 17 - Slide


'Ik vind Hans geen aardige jongen, want ik mag hem niet zo'.
A
te snelle conclusie
B
cirkelredenering

Slide 18 - Quiz

Morgen zullen we in heel Nederland wel kunnen schaatsen, want ik stond hier vandaag al op het ijs.
A
te snelle conclusie
B
cirkelredenering

Slide 19 - Quiz

Ik ben vorige week met de trein gegaan en ik had flinke vertraging. Reizen met de trein kost dus veel tijd.
Dit is een:
A
B
C
Cirkelredenering
D
Te snelle conclusie

Slide 20 - Quiz

Slide 21 - Slide

Wat is een tegenargument?
A
Een argument dat een standpunt onderuithaalt.
B
Een argument dat een ander argument onderuithaalt.

Slide 22 - Quiz

Wat is een weerlegging?
A
Een argument dat een standpunt onderuithaalt.
B
Een argument dat een ander argument onderuithaalt.

Slide 23 - Quiz

Betoog

A
tekst om iemand te amuseren
B
tekst om iemand over te halen
C
tekst om iemand te instrueren
D
tekst om iemand te overtuigen

Slide 24 - Quiz

Slide 25 - Slide

Hulp?
KERN
Docent

 



Succes!
Opdracht 
Kies uit:
1) NUMO taak 'oefenen PTO 4'
2) Werk aan je boekopdracht

Slide 26 - Slide