2TH Woordsoorten: lw, bn, zn, ww

WELKOM!




De gele stift ligt op een houten tafel.
1 / 23
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo t, havoLeerjaar 2

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

WELKOM!




De gele stift ligt op een houten tafel.

Slide 1 - Slide

Lesdoelen
- Ik kan een lidwoord (lw) in een zin benoemen.
- Ik kan een bijvoeglijk naamwoord (bn) in een zin benoemen.
- Ik kan een zelfstandig naamwoord (zn) in een zin benoemen.
- Ik kan een werkwoord (ww) in een zin benoemen.



Slide 2 - Slide

Even kijken...
Wat heb je onthouden van de vorige leerjaren?

Slide 3 - Slide

Bij welke woordgroep horen
'de', 'het' en 'een'?
A
lidwoord (lw)
B
bijvoeglijk naamwoord (bn)
C
zelfstandig naamwoord (zn)
D
werkwoord (ww)

Slide 4 - Quiz

Hoe benoem je woorden als 'lopen', 'lachen', 'luieren' en 'lasergamen'?
A
lidwoord (lw)
B
bijvoeglijk naamwoord (bn)
C
zelfstandig naamwoord (zn)
D
werkwoord (ww)

Slide 5 - Quiz

In welk rijtje staan alléén zelfstandig naamwoorden (zn)?
A
sleutel, grote, Amsterdam
B
Robert, laptop, koffiekop
C
IJssel, blauwe, kindje
D
lijmpot, verliefd, Zwolle

Slide 6 - Quiz

In welk rijtje staan stoffelijk bijvoeglijk naamwoorden (bn)?
A
lieve, aardige, leuke
B
saaie, langdradige, vervelende
C
gouden, houten, ijzeren
D
roze, paarse, groene

Slide 7 - Quiz

Lidwoord (lw)

- Er zijn drie lidwoorden: de, het en een.
- De en het zijn bepaalde lidwoorden (blw).
- Een is een onbepaald lidwoord (olw).
- Een lidwoord staat altijd voor een zelfstandig naamwoord (zn).
   Let op: soms staat er een bijvoeglijk naamwoord tussen het  
   lidwoord en het zelfstandig naamwoord.
- Let op: een betekent soms niet een, maar één

Slide 8 - Slide

De gele stift ligt 
op een houten tafel.


Lidwoorden in deze zin
zijn dus... (vul in op de volgende pagina)

Slide 9 - Slide

Wat zijn de lidwoorden in de zin
'De gele stift ligt op een houten tafel'?

Slide 10 - Open question

Zelfstandig naamwoord (zn)
- Het zn is op heel veel manieren te herkennen:
       > Er kan een lidwoord of bijvoeglijk naamwoord staan.
       > Het zijn vaak MeDiPlaDi: mensen, dieren, planten, dingen.
       > Je kunt er vaak een verkleinwoord van maken.
       > Je kunt er vaak een meervoudsvorm van maken.
- Ook (aardrijkskundige) namen zijn zn!

Slide 11 - Slide

De gele stift ligt op een houten tafel.
'stift' is een zn, want...
- het is een medipladi (ding)
- er staat een lidwoord voor (de)
- er staat een bijvoeglijk naamwoord voor (gele)
- je kunt er een verkleinwoord van maken (stiftje)
- je kunt er een meervoudsvorm van maken (stiften)
        

Slide 12 - Slide

Leg op zo veel mogelijk manieren uit dat 'tafel' ook een zn is.

Slide 13 - Open question

Bijvoeglijk naamwoord (bn)
- Een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over een zelfstandig   
   naamwoord (zn); het geeft een eigenschap aan.
- Meestal staat het bijvoeglijk naamwoord vóór het zelfstandig  
   naamwoord, maar het kan er ook achter staan.
- Een bijvoeglijk naamwoord dat aangeeft van welke stof of welk 
   materiaal iets gemaakt is, noem je stoffelijk bijvoeglijk 
   naamwoord.

Slide 14 - Slide

De gele stift ligt op een houten tafel.
Het bn kan zowel vóór als achter het zn staan!

De gele stift <-> de stift is geel.
Een houten tafel <-> een tafel van hout.

Slide 15 - Slide

Wat is het stoffelijk bijvoeglijk naamwoord in
'De gele stift ligt op een houten tafel'?

Slide 16 - Open question

Werkwoord (ww)
- Een werkwoord geeft aan wat iets/iemand doet of overkomt.
- Een werkwoord kan voorkomen als
     > persoonsvorm (pv)
     > voltooid deelwoord (vd)
     > infinitief (inf) / hele werkwoordsvorm
- Iedere zin bevat ten minste één werkwoord (de pv)


Slide 17 - Slide

De gele stift ligt op een houten tafel.
- Wat doet de stift?
- Liggen. 
- Ligt is dus een werkwoord (ww).


Slide 18 - Slide

De gele stift ligt op een houten tafel.
De             = blw
gele          = bn
stift           = zn
ligt             = ww
een            = olw
houten     = stoffelijk bn
tafel          = zn

Slide 19 - Slide

De gele stift ligt op een houten tafel
En op dan? Dat is een voorzetsel. Die theorie herhalen we 
tijdens de volgende les én in de opdrachten die je nu mag (moet!) maken.
     >> Selecteer in Nieuw Nederlands de methode voor 2 t/havo
     >> Maak H2 > Taalverzorging > Woordsoorten

Blijf in de les, want straks blikken we gezamenlijk terug!

Slide 20 - Slide

Heb je alle opdrachten van H2 > Taalverzorging > Grammatica af?
A
Ja, zeker!
B
Nee, bijna
C
Nee, maar ik ben goed op weg
D
Nee, ik moet nog beginnen

Slide 21 - Quiz

Kun je lw, bn, zn en ww in een zin benoemen?
A
Ja, zeker
B
Ja, meestal wel
C
Nog niet, ik vind het best lastig
D
Nee, ik heb hulp nodig

Slide 22 - Quiz

Huiswerk voor de volgende les
Selecteer in Nieuw Nederlands de methode voor 2 t/havo
Maak H2 > Taalverzorging > Woordsoorten 

Snap je iets niet? 
Stel je vragen via Teams, zodat ik je verder kan helpen!

Succes!

Slide 23 - Slide