5.2 De sociale kwestie


Paragraaf 5.2
De sociale kwestie


1 / 37
next
Slide 1: Slide
geschiedenisMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

This lesson contains 37 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson


Paragraaf 5.2
De sociale kwestie


Slide 1 - Slide

Leerdoel
Aan het eind van deze presentatie kun je uitleggen  hoe door de industralisatie de sociale kwestie onstond.
En kan je uitleggen hoe het leven van een arbeider er uit zag.

Slide 2 - Slide

Wat weet jij nog?

Slide 3 - Slide

Welk begrip hoort bij de volgende betekenis:

"Ingrijpende verandering in de productie, waarbij handarbeid werd vervangen door machines."
A
Kapitalisme
B
Handnijverheid
C
Industriële revolutie
D
Monarchie

Slide 4 - Quiz

Wat was 1 van de belangrijkste uitvindingen van de industriële revolutie?
A
De ploeg
B
De stoommachine
C
De dienstensector
D
De computer

Slide 5 - Quiz

In welk land begon de industriële revolutie?
A
Duitsland
B
Nederland
C
Frankrijk
D
Engeland

Slide 6 - Quiz

Industriële Revolutie
  • De overgang van kleinschalige handmatige productie naar grootschalige machinale productie

  • Tussen 1750-1900 begonnen in Engeland (als gevolg van de bevolkingsgroei)

  • Belangrijke uitvindingen: Spinning Jenny, de schietspoel en de stoommachine

Slide 7 - Slide

Gevolgen van de industrialistatie
  • Huisnijverheid (gedaan door boeren) kan niet meer op tegen snelle productie van de fabrieken.
  • Arbeiders trekken naar de stad 
  • Steden groeien erg snel

Slide 8 - Slide

0

Slide 9 - Video

Je hebt dit filmfragment bekeken. Wat zou de sociale kwestie kunnen zijn?

Slide 10 - Open question

De Sociale Kwestie
  • Een kwestie is een probleem

  • Het probleem van de slechte woon- en werkomstandigheden van de arbeiders.

  • Armoede probleem

Slide 11 - Slide

Wat is de Sociale Kwestie? 
  • ‘De rijken worden rijker, de armen worden armer’

  • Alleen ‘de rijken’ mogen stemmen.

  • Hierdoor blijven ‘de rijken’ aan de macht.

  • Eind 19e eeuw.

  • Vooral in de steden.

Slide 12 - Slide

Slechte werkomstandigheden
  • onveilig en ongezond, saai werk
  • lange werkdagen (14u/dag)
  • lage lonen => amper gezin onderhouden
  • geen rechten !

Slide 13 - Slide

Kinderarbeid

  • Goedkoper dan volwassenen.

  • Nauwelijks onderwijs gehad. 
     (leerplicht vanaf 1900)

  • Noodzakelijk voor onderhoud gezin.

Slide 14 - Slide

Kinderarbeid is heel gewoon

Slide 15 - Slide

Kinderwetje van van Houten
  • Eerste sociale wet 1874

  • Kinderen onder de 12 jaar mochten niet meer werken in fabrieken 

  • Begin van sociale wetgeving in Nederland.

Slide 16 - Slide

Erbarmelijke woonomstandigheden
  • slechte kleine huisjes (krotten)
  • grauwe arbeiderswijken
  • veel gezinsleden
  • slecht eentonig voedsel (vlees was zeldzaam)
  • hoge kindersterfte
  • weinig hygiëne -> één toiletblok voor heel de wijk.

Slide 17 - Slide

Geen uitkering
  • Zieken, bejaarden en invaliden waren aangewezen op de liefdadigheid van de kerkelijke armenzorg.

  • Ze kregen eten, kleding en brandstof van de kerk 
      (maar dat was weinig)

Slide 18 - Slide

Wie helpt de arbeiders?

- vanaf 'de werkvloer'

  • Sommige fabrikanten gaven de arbeiders wél wat extra's.

   


  • Arbeiders gaan staken: dit werkt alleen als iedereen gaat staken. waarom?

  • Arbeiders gaan samenwerken in vakbonden.

Slide 19 - Slide

Wie helpt de arbeiders?

- vanaf 'de werkvloer'

  • Vakbonden: organisatie die opkomt voor de belangen van werknemers.
  • Als je lid was van een vakbond kon je staken: door lidmaatschap was er een kas waaruit je betaald werd, ook als je ziek was.

Slide 20 - Slide

Invoering Sociale wetten
  • Zeer slechte woon- werkomstandigheden arbeider
  • Regering zag dat ze hier iets aan moesten doen
  • 1874 Invoering eerste sociale wet (kinderwetje Van Houten --> kinderarbeid onder de 12 jaar in fabrieken verboden)

  • Invoering meer sociale wetten

Slide 21 - Slide

Van liefdadigheid naar sociale wetten
  • Armenwet (1854)
  • 'Kinderwetje van Van Houten' (1874)
  • Leerplichtwet (1900), 
  • Woningwet (1901),
  • Ongevallenwet (1901)


    Slide 22 - Slide

    0

    Slide 23 - Video

    Wat hoort niet bij de sociale kwestie?
    A
    Lage lonen
    B
    Lange werktijden
    C
    Slechte wegen
    D
    Onveilige fabrieken

    Slide 24 - Quiz

    Waarom werden er vakbonden opgericht door de arbeiders?

    Slide 25 - Open question

    Slide 26 - Slide

    Heeft deze foto met de sociale kwestie te maken? Leg kort uit.

    Slide 27 - Open question

    Slide 28 - Slide

    Heeft deze foto met de sociale kwestie te maken? Leg kort uit.

    Slide 29 - Open question

    Slide 30 - Slide

    Heeft deze afbeelding te maken met de sociale kwestie? Leg kort uit.

    Slide 31 - Open question

    a. Bedenk welke mening de fabrikant had over kinderarbeid. Leg uit!
    b. Is de bron volgens jou betrouwbaar? Leg uit!

    Slide 32 - Open question

    a. Door wie, wanneer en waar is het gedicht geschreven?
    b. Geef een korte samenvatting van het gedicht
    c. Met welk historisch onderwerp of begrip heeft het gedicht te maken?
    d. Leg uit wat de schrijver duidelijk wilde maken?

    Slide 33 - Open question

    a. Noteer door wie, wanneer en waar de afbeelding is gemaakt.
    b. Beschrijf de belangrijkste elementen van de afbeelding.
    c. Met welk historisch onderwerp of begrip heeft de afbeelding te maken?
    d. Wat wilde de maker duidelijk maken hiermee?

    Slide 34 - Open question

    a. Leg het verband uit tussen de industrialisatie en de sociale kwestie
    b. Op welke 2 manieren werden armen geholpen in de 19e eeuw?
    c. Hoe probeerden arbeiders betere arbeidsomstandigheden af te dwingen?

    Slide 35 - Open question

    a. Het verhaal is echt gebeurd. Hoe weten we dat?
    b. Neels moeder besloot dat haar dochter moest werken als prostituee. Leg uit hoe het gedrag en ideeën van de moeder werden bepaald door haar tijd, plaats en achtergrond.

    Slide 36 - Open question

    Vergelijk kinderarbeid in Pakistan rond 1990 met die in Nederland rond 1870. Trek een conclusie.

    Slide 37 - Open question