D-toetszinsontleding

zin 2

Pas na middernacht/was/de laatste bezoeker van Lowlands/vertrokken.

was vertrokken: vertrokken = zww = WWG

de laatste bezoeker van Lowlands = O

Pas na middernacht = bwb (wanneer)

1 / 18
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 18 slides, with text slides.

Items in this lesson

zin 2

Pas na middernacht/was/de laatste bezoeker van Lowlands/vertrokken.

was vertrokken: vertrokken = zww = WWG

de laatste bezoeker van Lowlands = O

Pas na middernacht = bwb (wanneer)

Slide 1 - Slide

zin 3

Het bekende hockeytoernooi/zal/volgend jaar/in Duitsland/zijn.

zal zijn = WWG: er is geen bn of znw in de zin dat iets zegt over het O

volgend jaar = bwb (wanneer)

in Duitsland = bwb (waar)

Slide 2 - Slide

NAG
Er is alleen een NAG in de zin als er naast een kww ook een bijvoeglijk naamwoord of zelfst. naamwoord in staat dat iets zegt over het onderwerp.

Slide 3 - Slide

WWG

Bij meer dan 1 werkwoordsvorm in de zin is de persoonsvorm altijd het hww en het andere werkwoord (en) zijn dan kww of zww.

Is het belangrijkste werkwoord een zww -> WWG

Slide 4 - Slide

zin 7

Voor wie/hebben/jullie/eigenlijk/zo'n gekke poster/gekocht?

voor wie = mv


Slide 5 - Slide

Meewerkend voorwerp (MV)

Voor een meewerkend voorwerp kan je aan of voor zetten of het staat voor het zinsdeel.

Hij heeft het voor mij gedaan.

Hij geeft mij een boek.

Slide 6 - Slide

NIET = bwb
Het woordje 'niet' is altijd een aparte bwb

Slide 7 - Slide

vraag 15

Daarom/mochten/wij/die middag/niet/naar binnen.


naar binnen = bwb (waarheen)

Dit kan nooit een LV zijn! Een LV begint nooit met een VOORZETSEL

Slide 8 - Slide

zin 19

Zou/dat/voor mij/duidelijk/zijn?

zou duidelijk zijn + NAG

DUS alle werkwoorden + bvn/znw vormen samen het NAG

Zet boven alle zinsdelen NAG

Slide 9 - Slide

zin 23

Dat/is/nog altijd/niet/duidelijk.

Dat = O

is duidelijk = NAG

nog altijd en niet = bwb

Slide 10 - Slide

zin 28


Een huwelijk tussen Mathilde en je broer/lijkt/mij/zeer onwaarschijnlijk.

lijkt zeer onwaarschijnlijk = NAG
mij = MV (aan mij)

Slide 11 - Slide

MIJ/JOU/ONS/HAAR

Deze vormen kunnen  nooit onderwerp zijn!!!

Het lijkt mij onmogelijk

Het lijkt ons onmogelijk

Het lijkt haar onmogelijk

Slide 12 - Slide

zinsdelen

Alles wat voor de persoonsvorm staat, is 1 zinsdeel!

Tijdens de spannende wedstrijden/bleek/Zuid-Korea/bijzonder sterk/te zijn.

Slide 13 - Slide

Lijdend voorwerp (LV)

In een zin met een NAG staat nooit een LV


Een LV begint nooit met een voorzetsel!

Slide 14 - Slide

zin 11

Geef/ons/maar een ons ham/bij het ontbijt!

In een zin in de gebiedende wijs staat nooit een ONDERWERP.

Slide 15 - Slide

AAN/VOOR
Alleen bij voor of aan kan er sprake zijn van een mv. Dus bij alle andere voorzetsels heb je te maken met een bwb.

Slide 16 - Slide

aan/voor -> bwb

Als aan of voor een plaats aanduidt dan is het geen mv maar een bwb

Aan de waterkant stond hij te vissen.

Voor de deur staat de verhuiswagen.

Slide 17 - Slide

WWG/NAG
In 1 zin staat of een WWG of een NAG.

Slide 18 - Slide