keuzevoorzetsels

• Duits
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 3,4

Keuzevoorzetsels 3e  of 4e ?

bij: plaats              (Wo? - 3 / Wohin? -  4)

tijd                (Wann? altijd 3)

of de 2/7 regel              (auf und über 4  -2 voorz.)

                                     rest - 7 voorz. - 3e nv)

Er staat geen zelfst. naamwoord achter het pers.

voornaamwoord!

Bij bez. voornaamwoorden wel!

unser Lehrer, ihre Tasche

PLAATS

Wo ? (rust) Waar is een persoon  of voorwerp   - 3e nv

Wohin? (beweging) Waarheen gaat een persoon of voorwerp 4e

LET op!

sich stellen, sich setzen, sich legen zijn bijzondere ww!

Ich stelle mich ans Fenster.  betekent:

Ik ga bij het raam staan. - niet Ik sta bij het raam.

Ich setze mich auf den Stuhl.  Ich lege mich ins Bett.

2/7 regel!

auf und über + 4e

de rest (7 voorzetsels) + 3

Deze regel pas je toe, als geen plaats of tijd in de zin staat. Niet met deze regel beginnen, maar pas als laatste optie 

beschouwen!

Ich habe Angst vor der Klassenarbeit.  (3e naaamval)

Klassenarbeit is geen plaats en geen tijd - dus nu de 2/7 regel!

Ich habe das Auto in die Garage (v) gestellt.

richtig

falsch

oscarromerotalen.nl

Üben, üben, üben

https://www.oscarromerotalen.nl/Duits/Oefeningen/Grammatica.htm

https://www.oscarromerotalen.nl/Duits/Oefeningen/Grammatica/Naamvallen/Voorzetsels/Voorzetsels+3-OF+4-02.htm

Kommst du mit in das Stadion? (o)

richtig

Falsch

Steht er auf dem Foto neben mich?

richtig

falsch

Neben das Mädchen (o) steht ein netter Junge.

richtig

falsch

Was verbirgt sich hinter diese Frage (v).

richtig

falsch

Ich werde mich neben d..... stellen.

1. dein
2. dir
3. dich
4. du

Mein Vater hat sich vorgenommen auf d.....Berg(m) zu steigen.

1. dem
2. den
3. der
4. die

Hast du auf mein...... Stuhl(m) gesessen?

1. meinem
2. meinen
3. meiner
4. meine

Ich habe den Brief auf sein.... Schreibtisch(m) gelegt.

1. seinen
2. seiner
3. sein
4. seine