Van A tot Zin 2.1. BiZ

2.1
1 / 15
next
Slide 1: Slide
NT2Middelbare schoolvmbo lwooLeerjaar 1

This lesson contains 15 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

2.1

Slide 1 - Slide

Toets werkwoorden 2
De verleden tijd               Regelmatige werkwoorden
                                                Onregelmatige werkwoorden

Werkwoorden 2 les 27-53

15 minuten
                           Klaar?             Leg het blad omgekeerd op je tafel.
                                                      Pak  Van A tot zin en lees de  tekst in de rode vakjes

Slide 2 - Slide

In de zin ontbreken woorden
Welke woorden?     Vul in:
1. ____ bed staat in _____ kamer.
2. ____ plant staat bij ____ raam.
3._____ kleed ligt op ______ vloer.

                     Hoe noemen we deze woorden?

Slide 3 - Slide

Wat ga je vandaan leren?
Het Nederlands heeft de-woorden en het- woorden.
De en het zijn lidwoorden.

Is een woord een de-woord of een het-woord?

Ik kan het juiste lidwoord voor een woord schrijven.

Slide 4 - Slide

Het bed staat in de kamer.

De plant staat bij het raam.

Het kleed ligt op de vloer.


lidwoorden
de- woorden
de kamer
de plant 
de vloer
het -woorden
het bed
het raam
het kleed

Slide 5 - Slide

Welk lidwoord hoort erbij?
de lamp- de lampen
het boek- de boeken
de hond- de honden
het dier - de dieren

Een woord in het meervoud krijgt altijd de

Slide 6 - Slide

Welk lidwoord hoort erbij?
het meisje
het kaartje
het appeltje
het papiertje

Een woord met -je aan het einde krijgt altijd het.

Slide 7 - Slide

Welk lidwoord hoort erbij?
  •  Er wij meer de- woorden dan het-woorden.
  •  Zoek in een woordenboek op welk lidwoord bij het woord hoort.    

Zo staat het in het woordenboek:
de*koe [koeien] een dier dat melk levert ▶ de koeien hadden te weinig gras te eten

Slide 8 - Slide

Boek blz. 52  Samen oefenen
Rode tekst lezen!

Werk met z'n tweeën ( 10 minuten)
1. Wat is het goede lidwoord?
3. Kies het goede antwoord.
3. Wat zie je?
4. Praat samen.



Slide 9 - Slide

Wat heb je vandaag geleerd?
What did you learn today?
що ти навчився сьогодні
ماذا تعلمت اليوم
bugün ne öğrendin
Ի՞նչ սովորեցիք այսօր:
آج آپ نے کیا سیکھا؟
O que você aprendeu hoje?
ሎሚ እንታይ ተማሂርኩም?

Slide 10 - Slide

Zelfstandig werken
Maak de computeropdrachten 2.1
opdracht 1-6

Slide 11 - Slide

Heb je het lesdoel bereikt?


  • Ik  kan het juiste lidwoord voor een woord schrijven.

    Slide 12 - Slide

    Hoe goed weet jij welk lidwoord bij een woord hoort?

    Slide 13 - Slide

    Huiswerk 
    Computeropdrachten van 2.1 (opdracht 1 tot en met 6) afmaken 
    maandag 22 mei!





    Slide 14 - Slide

    Slide 15 - Slide