2E en 2F Donnerstag, den 29. November 2018

Planung: Donnerstag, den 29. November 2018

• Willkommen
  
• Letzte Unterrichtsstunde
  
• Lernliste Kapitel 2: Freizeit
• Nachsehen Redemittel D und Aufgabe 34
• Ziele dieser Unterrichtsstunde
• Aufgabe 35: Dialog
  
• Aufgabe 39: In der Klasse
• Arbeitsblatt Verben
  
• Hausaufgaben Freitag, den 30. November 2018
• Zum Schluss
  

Lernliste:

S158 A Sehen

Nachsehen Hausaufgaben:

1. Redemittel D S153
2. Aufgabe 34 S100-101
   

Ziele dieser Unterrichtsstunde:

• Du kannst Fragen beantworten anhand eines Hörfragments
• Du kannst üben mit Verben
  

Aufgabe 35: Dialog

Wat: rollenspel, waarbij we van rol wisselen

Hoe: probeer eerst het gesprek te voeren zonder eerst de vertaling op te 

           schrijven

           Noteer daarna de vertaling bij de zinnen of in je schrift

Hulp: Redemittel D, Lernliste, Aufgabe 34

Tijd: 5 minuten

Uitkomst: voorlezen dialoog door twee of meer leerlingen

Klaar: Maken Zum Schluss S105-106

Aufgabe 39: In der Klasse

Aufgabe 39 a und b    = Hörfragment

Arbeitsblatt Verben

Hausaufgaben Freitag, den 30. November 2018

W: Lernliste S155 + S156 Zeit b/e DII (H)

L:  Lernliste S158 A Sehen

L: TB S28 of AB 152 werkwoord tegenwoordige tijd en voltooid deelwoorden

     (zwakke ww, werkwoorden op -ieren en sterke werkwoorden)

M: Aufgaben Zum Schluss S 105-106 und Arbeitsblatt Verben

Prüfung: 

• TB S28:   of AB S151 

- Werkwoord in de tegenwoordige tijd (ook sisklanken)  

- Het voltooid deelwoord van zwakke werkwoorden  

- Het voltooid deelwoord van sterke werkwoorden  

 

• Redemittel D: TB S29 oder AB S153  

 

• Lernliste:  

- S155 helemaal  

- S156 b/e DII (t/m zwemmen)  

- S158 A Sehen und B Lesen  

- S159 Landeskunde  

 

Zum Schluss

Hoe wordt het voltooid deelwoord gemaakt van zwakke werkwoorden?

Hoe wordt het voltooid deelwoord gemaakt van werkwoorden die eindigen op -ieren?

Hoe wordt het voltooid deelwoord van sterke werkwoorden gevormd?

voltooid deelwoord van schaatsen
(n het Duits)

1. gelaufen
2. gefahren
3. Schlittschuh gelaufen
4. Schlittschuh gefahren

van twee tot vier

1. von zwei vor vier
2. von zwei bis vier
3. von vier bis zwei

Hoe laat is het? (in het Duits)

in het weekeinde

1. Wocheneinde
2. Wochenende
3. am Wocheinde
4. am Wochenende

's middags

1. mittags
2. am Mittag
3. nachmittags

het kwartier

gezwommen (in het Duits

1. geschimmt
2. geschwommen

voltooid deelwoord van fietsen (in het Duits)

Wat is het voltooid deelwoord van skiën (in het Duits)

1. Schlittschuh gelaufen
2. gelaufen
3. Ski gefahren
4. gefahren

Wat is het voltooid deelwoord van doen (in het Duits)

1. gemacht
2. getut
3. macht
4. getan