toetsing KD Helpende plus

Toetsing Helpende Plus 
1 / 32
next
Slide 1: Slide
Helpende plusMBOStudiejaar 1

This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Toetsing Helpende Plus 

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

De vitale functies

Slide 3 - Slide

Welke vier punten worden er bedoeld met de vitale functies?
A
de eigenschappen die zorgen voor fitheid, zoals spierkracht, lenigheid en uithoudingsvermogen
B
functies die nodig zijn om in leven te blijven, zoals ademhaling, bloedsomloop en bewustzijn
C
de verschillende stelsels waardoor het lichaam goed kan functioneren, zoals het ademhalingsstelsel, het maag-darmstelsel,
D
de functies van de lichaamscellen om zuurstof en voedingstoffen op te nemen en koolzuur en afvalstoffen weer uit te scheiden

Slide 4 - Quiz

Op welke vier punten let je als je de ademhaling observeert?

Slide 5 - Open question

Hoeveel ademhalingen per minuut heb je gemiddeld?
A
14
B
26
C
6
D
10

Slide 6 - Quiz

Welke vaten behoren tot de grote bloedsomloop?
A
Longslagader-aorta-onderste holle ader.
B
Aorta-rest van het lichaam/haarvaten-onderste holle ader
C
Longader-longslagader- aorta
D
Aorta-longader-longen

Slide 7 - Quiz

Wat is in de Wet Big een voorbehouden handeling?
A
handelingen waar de cliënt vooraf aan de zorgverlener toestemming voor moet geven
B
handelingen die binnen de taken van de beroepsuitoefening van de zorgverlener behoren
C
handelingen die door een bevoegde arts uitgevoerd moeten worden
D
handelingen die door ondeskundig handelen onaanvaardbare risico's met zich mee kunnen brengen

Slide 8 - Quiz

Waar of niet waar?
Bekwaam:
Als de zorgvraag van de cliënt verandert en iemand heeft steeds meer zorg nodig. Dan moet je je afvragen, kan ik dit?
A
waar
B
niet waar

Slide 9 - Quiz

Waar of niet waar?
Een Helpende plus is bevoegd voor het verschonen van een katheterzak?
A
Waar
B
Niet waar

Slide 10 - Quiz

Infectiegevaar is bij een interne katheter groter dan bij een externe Katheter
A
Juist
B
Onjuist

Slide 11 - Quiz

Als je de urine controleert bij het verwisselen van de katheterzak let je op de volgende punten
A
geur-kleur-helderheid
B
geur-kleur-hoeveelheid
C
geur-helderheid-hoeveelheid
D
geur-kleur-helderheid-hoeveelheid

Slide 12 - Quiz

Mevrouw X plast steeds kleine beetjes, ze geeft aan dat plassen pijnlijk is, en de urine bevat "vlokken". Wat is er mogelijk aan de hand?
A
Mevrouw wil niet naar de wc
B
Mevrouw heeft iets verkeerds gegeten
C
Mevrouw vergeet te plassen
D
Mevrouw heeft blaasontsteking

Slide 13 - Quiz

Steunkousen

Slide 14 - Slide

Bij welke ziekten of aandoeningen draagt men een steunkous?
A
Diabetes& Dementie
B
COPD & Parkinson
C
Diabetes, spataderen, vocht in de benen
D
Dementie

Slide 15 - Quiz

Als een client jeuk heeft en steunkousen draagt dan
A
laat ik ze uit anders wordt het erger
B
luister ik naar de klacht maar trek ze toch aan
C
ga ik met de evv'er overleggen
D
ga ik de benen zwachtelen

Slide 16 - Quiz

Medicatie

Slide 17 - Slide

Kijk goed naar de volgende video

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Video

Wat doe je voordat je de handeling oogdruppels gaat toedienen?
A
handen wassen
B
druppels klaarzetten
C
ogen schoonmaken

Slide 20 - Quiz

Oordruppels toedienen

Slide 21 - Slide

Kijk goed naar de volgende video

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Video

Meneer de Vries heeft oordruppels
Welke 5 punten moet je nagaan voordat je medicijnen geeft?
A
juiste geneesmiddel bij juiste persoon houdbaarheid van geneesmiddel juiste wijze van toediening juiste tijdstip Juiste dosering met wat is voorgeschreven
B
juiste geneesmiddel bij juiste persoon juiste huiskamer juiste wijze van toediening juiste tijdstip dosering juist met wat is voorgeschreven
C
juiste geneesmiddel bij juiste persoon wensen van de cliënt juiste wijze van toediening juiste tijdstip dosering juist met wat is voorgeschreven
D
juiste geneesmiddel bij juiste persoon wensen van de cliënt juiste wijze van toediening privacy van de cliënt dosering juist met wat is voorgeschreven

Slide 24 - Quiz

Een systemische werking betekent dat het medicijn niet wordt opgenomen in de bloedbaan en werkt op de plek waar het aangebracht wordt
A
Juist
B
Onjuist

Slide 25 - Quiz

Er zijn verschillende orale toedieningsvormen, welke hoort er niet bij ?
A
Tabletten
B
Dragee
C
Zetpillen
D
Bruistabletten

Slide 26 - Quiz


Je mag als helpende plus een vaardigheid uitvoeren als je
A
bevoegd bent
B
bekwaam bent
C
als je bevoegd en bekwaam bent
D
als je bevoegd en bekwaam bent én je je bekwaam voelt.

Slide 27 - Quiz

Als helpende plus mag je wondverzorging volgens protocol en het wondbehandelingsplan geven bij
A
gele wonden
B
zwarte wonden
C
rode wonden
D
alle wonden

Slide 28 - Quiz

Welke kleur volgens WCS heeft een granulerende wond?
A
zwart
B
geel
C
rood

Slide 29 - Quiz

Het lichaam ruimt weefsel op, zoals oud bloed en bacteriën, welke fase van wondgenezing is dit?
A
Ontstekingsfase
B
Hemostase
C
Granulatiefase
D
Maturatiefase

Slide 30 - Quiz

Welke fase van wondgenezing is bezig als de wondranden samen trekken en de wond kleiner wordt?
A
Granulatiefase
B
Ontstekingsfase
C
Littekenvorming
D
Maturatiefase

Slide 31 - Quiz

Heel veel succes met het leren, en het maken van de proeftoets die jullie in je mail krijgen mbv forms!!!

Slide 32 - Slide