Oefentoets Parlementaire Democratie

Oefentoets Parlementaire Democratie 
1 / 29
next
Slide 1: Slide
MaatschappijleerMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Oefentoets Parlementaire Democratie 

Slide 1 - Slide

Nederland is een democratie, want:
A
de trias politica is er voor een deel doorgevoerd.
B
de bevolking neemt de belangrijkste besluiten.
C
de koning heeft volgens de grondwet maar beperkte macht.
D
de bevolking heeft indirect invloed op de politiek.

Slide 2 - Quiz

DE DEFINITIE VAN DEMOCRATIE
Een democratie is een bestuursvorm waarbij de 

      direct of indirect              uitoefent op de

              besluitvorming
INVLOED
BEVOLKING
POLITIEKE

Slide 3 - Drag question

Politieke partijen vervullen enkele belangrijke taken in onze democratie.
I. Met het samenbundelen van ideeën wordt bedoeld dat politieke partijen burgers enthousiast maken voor de politiek.
II. Met het selecteren van kandidaten wordt bedoeld dat politieke partijen kandidaten uitzoeken voor bestuursfuncties.

A
I en II zijn beide juist.
B
I is juist en II is onjuist.
C
I is onjuist en II is juist.
D
I en II zijn beide onjuist.

Slide 4 - Quiz

Eerste Kamer 

Tweede Kamer

Direct gekozen door de bevolking.
Indirect gekozen door de Provinciale Staten.
Kijken of er fouten staan in de wet en erover stemmen. 
Wetten bedenken, veranderen en stemmen. 

Slide 5 - Drag question

Stemt over de wetvoorstellen
Zorgen voor de uitvoering van de wetten en maken ze ook.
Oordelen of burgers zich aan wetten houden.
Daarin leven alle burgers en overheid van dit land.
Hierin staan alle rechten en plichten van ons.
Burgers kiezen de leden van de 2e kamer.
Parlement
Ministers
Rechtsstaat
Grondwet
Rechters
Parlementaire democratie

Slide 6 - Drag question

Koppel het staatshoofd aan de manier van regeren
Republiek/democratie
Monarchie/democratie
Dictatuur

Slide 7 - Drag question

Rechtse politieke partijen benadrukken dat:
A
mensen gelijke kansen moeten krijgen.
B
de macht in Nederland eerlijker moet worden verdeeld.
C
de overheid een passieve rol moet hebben.
D
waarden en normen de vrijheid van mensen in de weg staan.

Slide 8 - Quiz

Christen democratie
Liberalisme
Sociaal democratie
VVD
FVD
PVDA
SP
SGP
Christen Unie

Slide 9 - Drag question

In een stelsel van evenredige vertegenwoordiging:
I. hebben grote, landelijke politieke partijen kans op meerdere Kamerzetels.
II. is het voor kleine politieke partijen onmogelijk om een Kamerzetel te halen.
III. hebben zwevende kiezers weinig invloed.

A
Alleen I is juist.
B
I en II zijn juist.
C
II en III zijn juist.
D
Alle antwoorden zijn juist.

Slide 10 - Quiz

I. De koning behoort tot de regering, dus mogen Tweede Kamerleden kritiek op hem geven.
II. Als een Tweede Kamerlid kritiek heeft op de troonrede, moet hij zich richten tot de ministers.

A
I is juist, II is onjuist.
B
I is onjuist, II is juist.
C
I en II zijn beide juist.
D
I en II zijn beide onjuist.

Slide 11 - Quiz

Lees de bron en beantwoord de vragen op de volgende twee pagina's 

Slide 12 - Slide

Deze bron laat zien dat er nog steeds armoede en ongelijkheid voorkomt in Nederland. Welke politieke stroming wil meer gelijkwaardigheid in de samenleving bereiken?
A
Christendemocratie.
B
Confessionalisme
C
Sociaaldemocratie.
D
Liberalisme.

Slide 13 - Quiz

De voedselbanken laten zien dat er grote inkomensverschillen zijn in Nederland. Naast een groep rijke mensen zijn er ook mensen die maandelijks niet rond kunnen komen. Wat vinden liberalen van deze inkomensverschillen?
A
De oorzaak is de vrijemarkteconomie en dus moet die worden afgeschaft.
B
Mensen zijn voornamelijk zelf verantwoordelijk voor hun situatie.
C
Sociale ongelijkheid bestrijden is een taak van de overheid.
D
Inkomensverschillen worden kleiner als mensen verantwoordelijk zijn voor elkaars welzijn.

Slide 14 - Quiz

Lees de bron en beantwoord de vragen op de volgende drie pagina's 

Slide 15 - Slide

Deze bron is een reactie van een politieke partij op een wetsvoorstel, de Voltooid Leven-wet. Deze wet is ingediend door een Tweede Kamerlid. Van welk recht heeft dit Kamerlid hierbij gebruikgemaakt?
A
Recht van initiatief.
B
Recht van amendement.
C
Stemrecht.
D
Recht van interpellatie.

Slide 16 - Quiz

Dit standpunt over het vrijwillig levenseinde past het beste bij een
A
progressief.
B
christen democraat
C
liberaal.
D
links.

Slide 17 - Quiz

Stemt over de wet
Stemt als tweede over de wet
Zet een handtekening onder de wet
Voert de wet uit

Slide 18 - Drag question

Kabinet
Parlement
Ministers

Staatssecretarrissen
Tweede kamer
Minister-President
Voert wetten uit
Hier stem je op
Maakt nieuwe wetten

Controleert

Verkiesbaar
Niet verkiesbaar

Slide 19 - Drag question

Open vragen 

Slide 20 - Slide

Lees de bron en beantwoord de vragen op de volgende  pagina's 

Slide 21 - Slide

Noem twee taken van een lijsttrekker.

Slide 22 - Open question

In de tekst kun je lezen dat elke partij haar eigen standpunten heeft.
Welke partij(en) wil(len) meer investeren in de zorg? Breng dit standpunt in verband met de waarden van de partij.

Slide 23 - Open question

Verklaar waarom de VVD in verband wordt gebracht met de ‘hardwerkende Nederlanders’.

Slide 24 - Open question

Waarom zal de Tweede Kamer de rijksbegroting niet snel afkeuren? Betrek in je antwoord het stemgedrag van de coalitiepartijen en oppositiepartijen en de afspraken in het regeerakkoord.

Slide 25 - Open question

Vanwege welk onderwerp is het kabinet vorig jaar opgestapt ?
A
Corona
B
Toeslagenaffaire
C
Windmolens
D
Racisme

Slide 26 - Quiz

Wat is een voorbeeld van directe democratie?
A
De Eerste Kamer
B
Een koningshuis
C
De burgermeester
D
Een referendum

Slide 27 - Quiz

Op welke manieren kan een regering omgaan met een begrotingstekort?

Slide 28 - Open question

Wat vind jij van de Nederlandse vorm van democratie? Waarom?

Slide 29 - Open question