Thema 3 Genetica BS2 Genenparen

Thema 3 Genetica
Basisstof 2 genenparen
1 / 35
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 4

This lesson contains 35 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 90 min

Items in this lesson

Thema 3 Genetica
Basisstof 2 genenparen

Slide 1 - Slide

Vandaag

  • Herhaling BS 1 
  • Maken enkele opgaven
  • Uitleg BS 2

Slide 2 - Slide

Zet de begrippen in de juist volgorde van groot naar klein.
Chromosoom
Gen
Genoom
Nucleotide
Stikstofbase

Slide 3 - Drag question

Door veel variatie in genotypen zijn er ook meer verschillende fenotypen.
A
juist
B
onjuist

Slide 4 - Quiz

Vrouwen hebben 23 paar homologe chromosomen, terwijl mannen maar 22 paar homologe chromosomen hebben. Waarom hebben mannen 1 paar homologe chromosomen minder?

Slide 5 - Open question

H3: 
Genetica
BS 2: 
Genenparen
Begrippen: homozygoot, heterozygoot, dominant allel, recessief allel, drager onvolledig dominant, intermediar fenotype, codominant, recombinatie, genetische variatie

Slide 6 - Slide

Leerdoelen
  1. Je kunt uitleggen hoe het fenotype van een organisme tot stand komen en hierbij de begrippen homozygoot, heterozygoot, dominant en recessief gebruiken. 
  2. Je kunt beschrijven hoe door recombinatie  nieuwe combinaties van allelen ontstaan.

Slide 7 - Slide

Locus/gen
  • Chromosomen komen voor in paren (twee chromosomen met de genen op dezelfde plaats zijn homologe chromosomen). 

  • De plaats van een gen op het chromosoom, noem je een locus (meervoud loci).

  • Een gen is het stukje DNA dat codeert voor een of meer eigenschappen

Slide 8 - Slide

Allelen
Genen hebben verschillende varianten (allel/allelen), bijv. het allel voor zwart haar of het allel voor blond haar.

Deze allelen kunnen in verschillende combinaties voorkomen

Slide 9 - Slide

Lees blz. 175 en 176 (tot aan dominant en recessief). Schrijf hieronder de definitie van homozygoot en heterozygoot in eigen woorden op.

Slide 10 - Open question

Samen lezen
We lezen samen de tekst op blz. 176 en 177. Hierna volgt de uitleg van deze stof.

Slide 11 - Slide

Dominant en recessief
Een dominant allel zie je altijd terug in het fenotype.
Dominante allel: HOOFDLETTER
Recessieve allel: kleine letter

Slide 12 - Slide

Kruising
BB: homozygoot dominant
bb: homozygoot recessief
Bb: heterozygoot

Homo = hetzelfde
Hetero = verschillend

Slide 13 - Slide

Drager
Een heterozygoot is een drager van het recessieve allel.

Dat kan bijv. voor een gen zijn dat codeert voor de haarkleur, maar ook voor een gen dat leidt tot een ziekte.

Slide 14 - Slide

Onvolledig dominant
  • Bijvoorbeeld bij oogkleur
  • Het recessieve allel komt een beetje tot uiting in het fenotype
  • Allel voor bruine ogen is onvolledig dominant

Slide 15 - Slide

Intermediair fenotype
Intermediair fenotytpe:
beide allelen zijn onvolledig dominant en komen tot uiting in het fenotype.

Slide 16 - Slide

 Codominantie
Bij codominantie komen de eigenschappen van beide dominante allelen volledig tot uiting.

Beide allelen worden aangegeven met een hoofdletter en een variantsaanduiding:
Rood: Ar en Geel: Ag

Slide 17 - Slide

Onvolledig dominant
Intermediair 

Slide 18 - Slide

Genetica
In de genetica 
(= erfelijkheidsleer) worden genen aangegeven met letters.

Hiermee kun je bijv. voorspellingen doen over de erfelijke eigenschappen van nieuwe generaties.

Slide 19 - Slide

Genetica
AA = homozygoot dominant
aa = homozygoot recessief
Aa = heterozygoot

ArAr = dominant + letter kleur
AwAw = dominant + letter kleur
AwAr = dominant + mengsel kleur

Slide 20 - Slide

Recombinatie
Recombinatie is het herverdelen van erfelijke eigenschappen en leidt tot genetische variatie onder nakomelingen.

Genetische variatie is belangrijk voor het overleven van een soort.

2n = 6
2
mogelijkheden

Slide 21 - Slide

Mutaties
Een mutatie is een plotselinge verandering van het genotype. Dit kan natuurlijk gebeuren door een foutje bij het kopiëren van het DNA.

Een mutagene stof en straling kunnen ook een mutatie opwekken (op een "onnatuurlijke wijze).

Een organisme waarbij de mutatie tot uiting
komt in het genotype noemen we een mutant

Slide 22 - Slide

Mutaties in het nageslacht
Een mutatie in een lichaamscel heeft geen gevolgen voor het nageslacht.

Als de mutatie zich voordoet in een geslachtscel, kan deze worden overgedragen aan de nieuwe generatie.

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Slide

2 gelijke allelen (genen) voor een eigenschap noemen we:
A
Homozygoot
B
Heterozygoot
C
Dominant
D
Recessief

Slide 25 - Quiz

Welke eigenschap komt tot uiting bij een heterozygoot allelenpaar?
A
de dominante eigenschap
B
de recessieve eigenschap

Slide 26 - Quiz

Pjotr zijn lettercode voor haarkleur is Aa. Zijn haar is bruin. Is de kleur voor zijn haar dominant of recessief?
A
Dominant
B
Recessief

Slide 27 - Quiz

Aa kan je ook wel omschrijven als:
A
Homozygoot dominant
B
Heterozygoot
C
Homozygoot recessief
D
Heterozygoot dominant

Slide 28 - Quiz

Genetische variatie onstaat door ........... en .............. (blz 178 en 179 kan je helpen)

Slide 29 - Open question

Als uit een rode en een witte plant, roze planten ontstaan, dan is de overerving..........?
A
intermediair
B
recessief
C
autosomaal
D
heterozygoot

Slide 30 - Quiz

Welke omschrijving hoort (het best) bij de plaats van het vraagteken?
A
Chromosomenpaar
B
Allelenpaar
C
Genenpaar
D
Zowel genen- als allelenpaar

Slide 31 - Quiz

Waar of niet waar:
Een chromosoom is een gen
A
Waar
B
Niet waar

Slide 32 - Quiz

Wat is een allel?
A
De invulling van een gen
B
Een van de genen van een genenpaar

Slide 33 - Quiz

Aan de slag

Maken:

Opdrachten uit het boek:
14 t/m 26

Slide 34 - Slide

Leerdoelen
  1. Je kunt uitleggen hoe het fenotype van een organisme tot stand komen en hierbij de begrippen homozygoot, heterozygoot, dominant en recessief gebruiken. 
  2. Je kunt beschrijven hoe door recombinatie  nieuwe combinaties van allelen ontstaan.

Slide 35 - Slide