Quiz formuleren

• Nederlands
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 1

Formuleren

Tegenstelling

1. Echter, maar, toch
2. Want, omdat, namelijk
3. Doordat, daardoor
4. Dus, kortom, ten slotte

Opsomming

1. Dus, kortom, ten slotte
2. Want, omdat, namelijk
3. Eerst, daarna, vervolgens
4. Ten eerste, ten tweede, en

Voorbeeld

1. Dus, kortom, ten slotte
2. Om te beginnen, ten slotte, ten eerste
3. Bijvoorbeeld, zoals, net als
4. Tenzij, wanneer, als

Jackie heeft zin in school, WANT ze heeft een crush op een klasgenoot.

1. tegenstelling
2. reden
3. voorwaarde
4. conclusie

Yentl gaat vanavond bij Vere eten, TENZIJ ze haar huiswerk niet afkrijgt.

1. Voorbeeld
2. Reden
3. Voorwaarde
4. Oorzaak/gevolg

Amir maakt zich zorgen, DOORDAT zijn kat niet is thuisgekomen.

1. Opsomming
2. Tijdsverloop
3. Reden
4. Oorzaak/gevolg

Tarik heeft het koud, DUS trekt hij drie truien aan.

1. Conclusie
2. Opsomming
3. Tijdsverloop
4. Voorwaarde

Mevrouw Teijen heeft leuke klassen, ZOALS 1Mb_O EN 1Hf.

1. Tegenstelling
2. Voorbeeld
3. Voorwaarde
4. Opsomming

Jop en Johara hebben EERST wiskunde en DAARNA Frans.

1. Opsomming
2. Voorbeeld
3. Tijdsverloop
4. Tegenstelling

Mijn oma's kan goed koken, MAAR haar spruitjestaart is vies!

1. Reden
2. Voorwaarde
3. Opsomming
4. Tegenstelling

Zara heeft een vaas AAN HEN gegeven.

1. Juist
2. Onjuist

Ik heb HUN gevraagd of ze de muziek wat zachter kunnen zetten.

1. Juist
2. Onjuist

Meneer Kruize heeft HEN gisteren voor de bel naar huis gestuurd.

1. Juist
2. Onjuist

Het enige ... ik zeg is dat ik wil dat het stil is.

1. dat
2. wat

Mijn tantes paard is ziek. ... is zielig.

1. Dat
2. Wat

Mijn band is lek, ... ik vervelend vind.

1. dat
2. wat

Het idee ... hij heeft is erg goed.

1. dat
2. wat

Welk cijfer ga je halen?

1. 4
2. 6
3. 8
4. 10

Leren

• Leer alle groene teksten uit je hoofd op blz. 232-240
• Oefen online de paragrafen die je lastig vindt
  
  SUCCES!!