Werkwoordspelling K3D

 
Oefening werkwoordspelling
1 / 29
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

 
Oefening werkwoordspelling

Slide 1 - Slide

Vooraf: vind je werkwoordspelling:
A
heel gemakkelijk
B
gemakkelijk
C
moeilijk
D
heel moeilijk

Slide 2 - Quiz

Wat is je inschatting, van de 25 werkwoorden heb ik er
A
geen fout
B
drie, vier, vijf of zes fout
C
een of twee fout
D
meer dan zes fout

Slide 3 - Quiz

Slide 4 - Link

Toelichting
  • Denk aan de eerste stap: is het de PV JA of NEE
  • Kies uit: dd-d-dt-t-tt (alle tijden dus, ook het voltooid deelwoord)
  • Kies voor tegenwoordige tijd als je niet uit de rest van de zin kunt afleiden of het tegenwoordige tijd of verleden tijd moet zijn
  • Aan het eind van elke zin vind je tussen haakjes de infinitief van het werkwoord waarom het gaat.

Slide 5 - Slide

Het is leuk dat het hondje nu na die puppycursus... (gehoorzamen)
A
gehoorzaamd
B
gehoorzaamt
C
gehoorzaamdt
D
gehoorzaamdd

Slide 6 - Quiz

Mijn broer is gevraagd als voorzitter, maar hij ... deze functie niet. (aanvaarden)
A
aanvaard
B
aanvaart
C
aanvaardt
D
vaart aan

Slide 7 - Quiz

Laat hem maar; over een half uurtje zal hij wel ... zijn. (bedaren)
A
bedaard
B
bedaart
C
bedaardt
D
bedraad

Slide 8 - Quiz

De dief werd door een agent ... (achterhalen)

A
achterhaald
B
achterhaalt
C
achterhaaldt
D
achtergehaald

Slide 9 - Quiz

Het ... me zeer dat jij mijn nieuwe iPhone kapot hebt gemaakt. (bedroeven)

A
bedroefd
B
bedroeft
C
bedroefdt
D
bedroevend

Slide 10 - Quiz

De politie ... de betogers uiteen te gaan. (gelasten)

A
gelastde
B
gelaste
C
gelastte
D
gelasde

Slide 11 - Quiz

Hij heeft zijn studie volledig ... (verwaarlozen)

A
verwaarloosd
B
verwaarloost
C
verwaarloosdt
D
verwaarloosde

Slide 12 - Quiz

Aan de horizon ... de stuurman duidelijk twee boortorens. (onderscheiden)

A
onderscheid
B
onderscheit
C
onderscheidt

Slide 13 - Quiz

Op de zomerbarbecue vorig jaar ... de kinderen een heerlijke maaltijd. (bereiden)

A
bereiden
B
berijden
C
bereden
D
bereidden

Slide 14 - Quiz

Ik geloof niets van wat je me daar ... (vertellen)

A
verteld
B
vertelt
C
verteldt

Slide 15 - Quiz

Het is veiliger als je die contactdoos in de badkamer ... (aarden).

A
aard
B
aart
C
aardt
D
aarde

Slide 16 - Quiz

Deze computer doet in een uur meer werk, dan vijf mensen vroeger in een week ... (verrichten)

A
verrichden
B
verrichten
C
verrichtten
D
verrichdden

Slide 17 - Quiz

De glassplinter moet zo snel mogelijk uit het oog van het slachtoffer ... worden. (verwijderen)
A
verwijderd
B
verwijdert
C
verwijderdt
D
verwijd

Slide 18 - Quiz

Voor de feestdagen ... mijn moeder een kalkoen. (braden)
A
braad
B
braat
C
braadt
D
bradt

Slide 19 - Quiz

Ik hoop dat je je niet hebt ... (vervelen)
A
verveeld
B
verveelt
C
verveeldt
D
vervelde

Slide 20 - Quiz

Vorig jaar ... de kinderen elkaar vaak. (pesten)
A
pesden
B
pesten
C
pestten
D
persten

Slide 21 - Quiz

Het is niet verstandig dat hij zijn dochter zo ... (verwennen)
A
verwend
B
verwent
C
verwendt
D
verwond

Slide 22 - Quiz

Helaas ... het huis en de schuur gisteren tot de grond toe af. (afbranden)
A
branden
B
brande
C
brandde
D
brandden

Slide 23 - Quiz

Ik ben er zeker van dat het personeel je in dit ziekenhuis uitstekend ... (verplegen)
A
verpleegd
B
verpleegt
C
verpleegdt
D
verplegend

Slide 24 - Quiz

Na het zonnen is mijn gezicht helemaal ... (vervellen)
A
verveld
B
vervelt
C
verveldt
D
verveeld

Slide 25 - Quiz

Doordat het ..., heeft ze waarschijnlijk kougevat. (tochten)
A
tochde
B
tochte
C
tochtte
D
tochdde

Slide 26 - Quiz

Zijn ouders ... hun kinderen vroeger streng op. (opvoeden)
A
voeden
B
voerden
C
voetten
D
voedden

Slide 27 - Quiz

De man werd overvallen en .... (beroven)
A
beroofd
B
berooft
C
beroofdt
D
berovend

Slide 28 - Quiz

Maken
Kijk in Magister naar de bijlagen. 
Kijk eventjes met welke spelling jij nog wilt oefenen. 
Deze oefeningen maak je. Alle oefeningen voor de toets staan er bij. 

Slide 29 - Slide