Bij een patiënte is als gevolg van een bloeding in het gezichtscentrum (de optische schors) een gedeelte van het gezichtsveld verloren gegaan. In onderstaande afbeelding is het gezichtsveld van haar linkeroog en van haar rechteroog weergegeven. Hoe donkerder het beeld, hoe slechter het zicht in dat gedeelte. Waar heeft de bloeding plaatsgevonden die dit verlies in kwadrant IV van haar gezichtsveld in het linkeroog en in het rechteroog veroorzaakt heeft?
A
in het gezichtscentrum van de linkerhelft van de grote hersenen
B
in het gezichtscentrum van de rechterhelft van de grote hersenen
C
voor het linkeroog in het gezichts centrum van de linkerhelft van de grote hersenen en voor het rechter oog in het gezichtscentrum van de rechterhelft
D
voor het linkeroog in het gezichtscentrum van de rechterhelft van de grote
hersenen en voor het rechteroog in het gezichtscentrum van de linkerhelft
Slide 16 - Quiz
Bij het ouder worden van de mens begint het accommodatievermogen van de ogen te verminderen. 1) Kunnen de ooglenzen dan niet meer voldoende afgeplat of niet meer voldoende bol worden? 2) Is een bril met een positieve of negatieve glazen nodig om dit te corrigeren?
A
niet voldoende afgeplat, positieve glazen
B
niet voldoende afgeplat, negatieve glazen
C
niet voldoende bol worden, positieve glazen
D
niet voldoende bol worden, negatieve glazen
Slide 17 - Quiz
ToetsTips
Maak de Examenvragen BvJ in boek of online (antwoorden worden gegeven)
Lees de samenvattingen van het boek goed door!
Slide 18 - Slide
Bij oogonderzoek wordt wel eens gebruik gemaakt van stoffen waardoor pupilverwijdering optreedt. Door de stoffen worden bepaalde spieren tijdelijk verlamd. Welke spieren zijn tijdelijk verlamd, waardoor deze pupilverwijdering optreedt.
A
de oogspieren
B
de kringspieren in de iris
C
de spieren in het straalvormig lichaam
D
de straalsgewijs verlopende spieren in de iris
Slide 19 - Quiz
Basisstof 3
- Je kunt toelichten wat gedrag is en hoe gedrag is ingedeeld
- Je kunt omschrijven wat ethologie inhoudt, hoe je gedrag kunt bestuderen en de invloed van gedragsonderzoek op de maatschappij toelichten
Slide 20 - Slide
Gedrag
Alle waarneembare activiteiten van een dier of mens
Prikkels zijn invloeden uit milieu, zorgen voor ontstaan impulsen in zintuigcellen
Spieren en klieren zijn effectoren van de respons
Slide 21 - Slide
Ethologie
Objectief
Ethogram en protocol
Gedragssysteem: handelingen met gemeenschappelijk doel
Gedragsketen: effect van een handeling leidt tot volgende handeling
Slide 22 - Slide
Basisstof 4
- Je kunt toelichten dat gedrag deels erfelijk is bepaald
- Je kunt de dynamische relatie beschrijven tussen een organisme en zijn omgeving
Slide 23 - Slide
Sleutelprikkel
Supranormale prikkel
Slide 24 - Slide
Slide 25 - Video
Basisstof 5
- Je kunt leerprocessen herkennen en beschrijven en de functie van leren uitleggen
Slide 26 - Slide
Leerprocessen
Gewenning
Inprenting
Imitatie
Conditionering (trial and error, geconditioneerde reflex en beloning)
Inzicht
Slide 27 - Slide
Slide 28 - Video
Slide 29 - Video
Basisstof 6
- Je kunt de functie van verschillende vormen van sociaal gedrag uitleggen en het verband aangeven met overlevingskansen
Slide 30 - Slide
Sociaal gedrag
Balts
Territoriumgedrag
Conflictgedrag
Rangorde
Staten (insecten)
Slide 31 - Slide
Slide 32 - Video
Slide 33 - Video
Basisstof 7
- Je kunt overeenkomsten en verschillen in het gedrag van dieren en mensen beschrijven
Slide 34 - Slide
Interne en externe prikkels, adequate prikkels, receptoren
Onderdelen oog, accomoderen, verziend en bijziend, pupilreflex, staafjes en kegeltjes, diepte zien
Gedragssyteem en gedragsketen, ethogram en protocol