This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes and text slide.
Items in this lesson
Proeftoets Taalverzorging
Slide 1 - Slide
Geef aan wat de bijwoorden zijn in deze zin: Hebben jullie in huis een ontzettend vol laatje?
A
ontzettend
B
ontzettend + vol
C
in + vol
D
vol
Slide 2 - Quiz
Wat voor werkwoord staat in hoofdletters? Dat IS nog nooit gebeurd.
A
wederkerend werkwoord
B
koppelwerkwoord
C
hoofdwerkwoord
D
hulpwerkwoord
Slide 3 - Quiz
Geef het werkwoordelijk gezegde aan: Zit niet zo te dromen!
Slide 4 - Open question
Wat is woordsoort van het dikgedrukte woord? Dat is mijn zaak niet.
A
Persoonlijk vnw
B
Bezittelijk vnw
C
Wederkerend vnw
D
Vragend vwn
Slide 5 - Quiz
Zet deze zin in de bedrijvende vorm: De maaltijd wordt verslonden door de gasten.
Slide 6 - Open question
Benoem het dikgedrukte zinsdeel: Je moet HEM wel vertellen wat je gedaan hebt.
A
onderwerp
B
naamwoordelijk deel van het gezegde
C
lijdend voorwerp
D
meewerkend voorwerp
Slide 7 - Quiz
Zet deze zin in de lijdende vorm: Ik zet het vuil wel even buiten.
Slide 8 - Open question
Benoem de dikgedrukte zinsdelen: JAN geeft MARIE BLOEMEN.
Slide 9 - Open question
Vul het juiste betrekkelijke voornaamwoord in: Ik krijg nog steeds geld van die klant, __ ik erg vervelend vind.
A
die
B
dat
C
wie
D
wat
Slide 10 - Quiz
Benoem het dikgedrukte zinsdeel: Het proefwerk ZAL MAKKELIJK WORDEN.
Slide 11 - Open question
Schrijf alle voegwoorden in deze zin op: We kunnen wel wat gaan eten en naar de film, zodat we ons niet vervelen.
Slide 12 - Open question
Spel het werkwoord tussen haakjes correct: Is jouw laptop al (upgraden)?
Slide 13 - Open question
Wat is de juiste spelling? Die __ aardappels smaken nergens naar.
A
aangebrandde
B
aangebrande
C
aangebrandden
D
aangebranden
Slide 14 - Quiz
Spel het werkwoord tussen haakjes correct: (rijden) hij altijd zo hard?
Slide 15 - Open question
In welke zin zijn alle werkwoorden correct gespeld?
A
De gestrandde olietanker bevindt zich voor de kust.
B
Ze hoeste en proeste en reed daarom langs een teststraat.
C
De opnieuw bekleedde bank wordt morgen bezorgt.
D
Ik merkte dat ze de vloer stevig hadden geschrobd.
Slide 16 - Quiz
Spel het werkwoord tussen haakjes correct: Zij (timen) hun aankomst gisteren perfect.
Slide 17 - Open question
Geef de juiste spelling van het bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord: De (verwoesten) winkel werd met hulp van buurtbewoners in ere hersteld.
Slide 18 - Open question
In welke zin zijn alle woorden correct gespeld?
A
Met behulp van verschillende technologiën kunnen we corona detecteren.
B
Die bangerikken hebben niets gezegd over Lex's fiets.
C
Lex' fiets is helaas tegen uw auto gevallen.
D
Politici kunnen essay's vol met onzin schrijven.
Slide 19 - Quiz
Welk woord moet je hier invullen? Wat kan dat __ nou schelen?
A
je
B
jij
C
jouw
D
jou
Slide 20 - Quiz
Wat is de juiste spelling?
A
groentesoep
B
groentensoep
C
groente-soep
D
groentessoep
Slide 21 - Quiz
Geef de juiste spelling van de bijvoeglijke naamwoorden tussen haakjes: Je moet nooit een (metaal) pan in de magnetron zetten, maar een (plastic) schaal gaat wel.
Slide 22 - Open question
Spel het woord tussen haakjes correct: Ik houd niet van honden, maar (sommig) vind ik wel leuk.
Slide 23 - Open question
Op welke plekken kun je dit woord allemaal afbreken: apotheekmedewerker?
Slide 24 - Open question
Plaats hoofdletters en leestekens in de volgende zin: ik zei nog je moet mevrouw de ruijter bedanken voor de koekjes
Slide 25 - Open question
Plaats leestekens in de volgende zin: ik dacht daar ga ik me niet aan wagen
Slide 26 - Open question
Waar moet de dubbele punt in de volgende zin: ik geef je twee opties of je levert het nu in of ik krijg morgen in mijn postvakje je werkstuk
A
in
B
morgen
C
geef
D
opties
Slide 27 - Quiz
Plaats leestekens en hoofdletters in de volgende zin: 's middags ging ik met sofie verwater eten in dat mooie restaurant in de lange nieuwstraat
Slide 28 - Open question
Plaats leestekens en hoofdletters in de volgende zin: als je niet doorloopt bots ik tegen je aan