Meertaligheid: leenwoorden (les voor 1e/2e klas vmbo (basis/kader/gl)

1 / 19
next
Slide 1: Link
NederlandsMiddelbare schoolvmbo lwoo, b, kLeerjaar 1,2

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Slide 1 - Link

Agenda
  1. Startactiviteit leenwoorden.
  2. Quiz.
  3. Loopspel
  4. Evalueren.

Slide 2 - Slide

Lesdoelen
Aan het eind van de les kun je:
• In eigen woorden uitleggen wat het nut is om te leren over leenwoorden.
• Ten minste 3 Engelse leenwoorden benoemen die wij gebruiken in de Nederlandse taal en die je eerst niet kende.
• Ten minste 3 Franse leenwoorden benoemen die wij gebruiken in de Nederlandse taal en die je eerst niet kende.

Slide 3 - Slide

timer
1:00
Wat is een leenwoord?

Slide 4 - Mind map

Slide 5 - Video

Start opdracht
  • Je krijgt 2 post-its.
  • Schrijf op de ene post-it zoveel mogelijk Engelse leenwoorden.
  • Schrijf op de andere post-it zoveel mogelijk Franse leenwoorden.
timer
2:00

Slide 6 - Slide

Bespreken
  • Welke heb jij ingevuld?

Slide 7 - Slide

Het ontstaan van leenwoorden
  • Woorden waarvoor nog geen Nederlands woord bestond. Bijvoorbeeld:
- Buitenlandse gerechten.
- Computertermen.
- Via de scheepvaart en de handel.


Slide 8 - Slide

Hoe komt het dat er tegenwoordig nog makkelijker woorden uit andere talen in het Nederlands terecht komen?

Slide 9 - Slide

Nederlandse leenwoorden in andere talen
  • Er zijn 18.000 Nederlandse leenwoorden die in andere talen worden gebruikt.
  • Vooral in de voormalige koloniën. 
  • Vanwege handel.
  • Baas, gas en pomp zijn de meest gebruikte Nederlandse leenwoorden in andere talen.

Slide 10 - Slide

Leenwoorden spellen
We spellen leenwoorden niet zoals we ze horen. Dat komt doordat ze uit een andere taal komen. Voor de juiste spelling houden we ons aan de regels van die taal:

  • Niet watsepp, maar whatsapp.
  • Niet krosant, maar croissant.

Slide 11 - Slide

Uitleg loopspel
  1. We werken in tweetallen. 
  2. Elk tweetal krijgt 1 blad.
  3. Er liggen kaartjes verspreid door het lokaal .
  4. Op elk kaartje is een (leen)woord weggelaten.
  5. Probeer te raden welk leenwoord er moet staan.
  6. Vul het woord in op je blad.
  7. Welk (leen)woord kun je maken van de letters in de grijze vakjes? 


Slide 12 - Slide

Start loop-spel
timer
10:00

Slide 13 - Slide

Welk woord kon je maken van de letters in het grijze vakje?

Slide 14 - Mind map

Wat is volgens jou het nut van het leren over leenwoorden?

Slide 15 - Open question

Noem 3 leenwoorden uit het Engels die je aan het begin van de les nog niet wist.

Slide 16 - Open question

Noem 3 leenwoorden uit het Frans die je aan het begin van de les nog niet wist.

Slide 17 - Open question

Ken je nog een leenwoord uit een andere taal (of uit je moedertaal)?

Slide 18 - Mind map

Ik vind het goed dat er steeds meer leenwoorden komen in de Nederlandse taal.
😒🙁😐🙂😃

Slide 19 - Poll