Perfekt bilden

der Partizip Perfekt
1 / 21
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

der Partizip Perfekt

Slide 1 - Slide

Was brauchen wir für die Deutschstunde?

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Lernziele
Am Ende der Stunde können die Schüler...
  • ... deutsche Sätze mit dem Perfekt bilden.
  • ... erklären wie man bestimmt welches Hilfsverb beim Perfekt benutzt wird.

Slide 4 - Slide

Planung
- Wiederholen 
- Partizip Perfekt
- Selbständiges arbeiten.

Slide 5 - Slide

Was weißt du über Salzburg

Slide 6 - Mind map

das Partizip Perfekt
  • Was ist das ......?

  • Ich habe am Wochenende getanzt.
  • Ich habe heute Nacht gut geschlafen.
  • Ich bin gestern zu Hause geblieben.

  • Also, wie bilden wir das Perfekt?

Slide 7 - Slide

Perfekt
schwache Verben:  ge + stam + t
ge + wohn + t
starke Verben: ge + stam + en
ge + schomm + en
verben of - ieren: stam + t (gratulieren, informieren)
gratulie+t, informier+t
Verben auf d/t: ge + stam+ et
ge + antwort + et

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Video

Als er sprake is van richting (a naar b) gebruik je:
A
een vorm van sein
B
een vorm van haben

Slide 10 - Quiz

timer
1:00
sein
haben
gesprochen
geschwommen
gegangen
gearbeitet
gehört
gelaufen
geschrieben

Slide 11 - Drag question

Verben mit Präfix 
präfix is een voorvoegsel (vaak een voorzetsel)
In het Duits zijn dat:
ab, an, auf, aus, bei, mit, zu 
be, emp, ent, ge, ver
Sommige werkwoorden met een voorvoegsel zijn scheidbaar, andere niet

Slide 12 - Slide

Verben mit Präfix 
Untrennbar - onscheidbar

präfix is een voorvoegsel (vaak een voorzetsel)
In het Duits zijn dat:
be, emp, ent, ge, ver
Bij deze voorvoegsels kun je geen -ge er tussen zetten

Slide 13 - Slide

Verben mit Präfix 
Trennbar - scheidbar

präfix is een voorvoegsel (vaak een voorzetsel)
In het Duits zijn dat:
ab, an, auf, aus, bei, mit, zu 
Hier komt een -ge tussen het voorvoegsel en het werkwoord
ab+ge+fahren, abgefahren
mit+ge+nommen, mitgenommen

Slide 14 - Slide

Een "scheidbaar" werkwoord is aufstehen, dat bestaat dus uit twee delen. Wat is het voltooid deelwoord daarvan?
A
geaufstehen
B
aufgesteht
C
aufgestanden
D
aufstonden

Slide 15 - Quiz

Een niet scheidbaar werkwoord is besuchen, dat bestaat dus uit 1 deel. Wat is het voltooid deelwoord?
A
begesucht
B
besucht
C
gebesucht
D
besuchten

Slide 16 - Quiz

Übung
1. Hast / Bist du einen Tisch im Restaurant reserviert?

2. Ich habe / bin schon ein Taxi bestellt. 

3. Letztes Mal haben / sind wir zu Fuß gegangen. 

4. Aber da hat / ist etwas passiert. 

5. Es hat / ist zu regnen angefangen. 

6. Und wir haben / sind ganz nass im Restaurant angekommen. 

7. Aber das Essen hat / ist trotzdem sehr gut geschmeckt.

Slide 17 - Slide

Übung
1. Ich habe dich mitgenommen/ mitnommen?

2. Ich habe schon ein begestellt/ bestellt. 

3. Letztes Mal haben wir das Handy vergegessen/ vergessen. 

4. Gestern ist etwas schlimmnes gegeschehen/ geschehen. 

5. Es hat zu regnen angefangen/ anfangen. 

Slide 18 - Slide

Was hast du heute gelernt?

Slide 19 - Mind map

Welche Frage(n) hast du jetzt noch?

Slide 20 - Mind map

Slide 21 - Video