Herhalen ch 1

Good morning
Grab your homework. 


Tuesday the 16th of November
- Homework check
- How to study
- Herhalen to be & object pronouns
1 / 18
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 1

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Good morning
Grab your homework. 


Tuesday the 16th of November
- Homework check
- How to study
- Herhalen to be & object pronouns

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Link

How to study
In Google classroom staat een bestand genaamd ''chapter 1 grammatica 1T''  Hierin staat de Nederlandse grammatica uitleg. 

Let op! De object pronouns staan hier niet in! Deze hoef je niet te leren.  

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Link

How to study
Zorg ervoor dat je de grammatica kan toepassen. Dit kan je oefenen bij slim stampen. 

Er zal ook een leestekst zijn. Je kan je leesvaardigheid oefenen met Readtheory.org of learnenglish.britishcouncil.org (niveau A1) 

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Link

Slide 7 - Link

                           Independently

Where? Hand-outs
What? Pak een hand-out (voorin) naar keuze en ga deze maken. Kijk hem vervolgens na. 
How? Individually
Help? No questions
Time? 30 minutes
Finished? Slim stampen grammatica
Readtheory.org

                        With teacher

Where? With the teacher
What? Ik herhaal de uitleg en gezamenlijk gaan wij extra oefenen. 
How? Together with me
Help? Ask the teacher
Time? 30 minutes

Slide 8 - Slide

Welke subject pronouns ken je nog?

Slide 9 - Mind map

Subject pronouns
(persoonlijke voornaamwoorden - onderwerpsvorm)

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

you (ev)
I
He
We
They
Joe, Sarah and Bob, went hiking this weekend. 
Nick and I love football. 
Our cousin Glenn just graduated from high school. 
...... (ik) like English.
..... (jij) can speak Portugese

Slide 12 - Drag question

Wat weet je nog van het werkwoord 'to be?''

Slide 13 - Mind map

Werkwoord to be
To be betekend zijn.

Net als in het Nederlands moeten wij dit werkwoord vervoegen.
We zeggen namelijk niet: ik zijn, hij zijn, etc. 


Slide 14 - Slide

to be or not to be

Slide 15 - Slide

I
You
He
She
It
We
You 
They
Het werkwoord 'to be' in de verleden tijd...
was
was
was
was
were
were
were
were

Slide 16 - Drag question

To be or not to be? 
Weet jij het werkwoord 'to be' nog? 
She ... in her room.
I ... twelve years old.
They ...my parents.
We ... in the kitchen.
You ... my best friend.
The dog ... in the garden.
am | 'm
are | 're
are | 're
is | 's
are | 're
is | 's

Slide 17 - Drag question

End of the lesson
Any questions? 

Start preparing for the test in time! 

No homework :)

Slide 18 - Slide