Les 16 en 17 maart G1d + G1e


LES 16/17 MAART
G1
1 / 14
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 14 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson


LES 16/17 MAART
G1

Slide 1 - Slide

In de les al gedaan

* ontkenningen (niet/geen maar ook nog andere ontkenningen zijn belangrijk voor de toets!!)
* vertaling van: 
a) voorzetsels (in, naar, bij, om, te op, aan etc.)
b) van (de/het)
(zie ook 'woordjes van groep a en d' les in LessonUp)

Slide 2 - Slide

Deze week:

* hoe stel je een vraag? (3 manieren)
* hoe maak je een zin? (zie ook oef 22)
* hoe maak je een ontkennende zin
* lezen roman photo blz 104/105
* herhaling werkwoord 'avoir' en 'être'
* nieuw werkwoord: FAIRE
* huiswerk voor 23/24 maart

Slide 3 - Slide

HOE STEL JE EEN VRAAG?

3 manieren:
1) je stem klinkt vragend
2) je begint met het werkwoord (net als in het NL)
3) je begint met het vraagvoorvoegsel 'est-ce que'

Slide 4 - Slide

Voorbeeld:

Tu manges une pizza.

Tu manges une pizza?
Manges-tu une pizza?
Est-ce que tu manges une pizza?

Maak luisteropdracht 9 en kijk goed na!

Slide 5 - Slide

Ontkenningen
niet/geen, niets, niemand, geen enkele, nooit, nergens, nog niet

Slide 6 - Slide

ONTHOU:
1) altijd 2 woordjes:
ne / n' + ontkenning
2) de persoonsvorm staat in het midden!

Slide 7 - Slide

Ontkenningen voorbeelden met
niet/geen
Je ne suis pas ici - ik ben hier niet
tu n'es pas au collège - je bent niet op school
nous n'avons pas beaucoup de travail
il ne prend pas le bus

Slide 8 - Slide

andere ontkenningen
niets
nog niet
nooit
nergens
geen enkele
niemand
ne/n' ....rien
ne/n' ....pas encore
ne/n' .....jamais
ne//n'.....nulle part
ne/n'......aucun(e)
ne/n'..... personne

Slide 9 - Slide

Maken
opdracht 11 tm 13
15 tm 17 (lezen blz 104/105)
20, 22 (zinnen met avoir / zinsbouw)

Slide 10 - Slide

ZINSBOUW
behalve opdracht 22 gaan we toch een stukje verder

Slide 11 - Slide

Onderwerp + werkwoord + lijd.vwp. + meew. vwp

Zijn er meerdere werkwoorden in de zin?
hou de werkwoorden bij elkaar!

bijv. ipv 'ik wil een pizza eten' zeg je in het Frans
'ik wil eten een pizza' - je veux manger une pizza

Slide 12 - Slide

Le verbe 'FAIRE'

Slide 13 - Slide

Je fais
tu fais
il, elle, on fait

nous faisons

vous faites

ils font, elles font

ik doe/maak
jij doet/maakt
hij,zij,men doet/maakt

wij doen/maken

u doet/maakt / jullie doen/maken

zij doen/maken

Slide 14 - Slide