d03_2019
Wat is de betekenis van:
statim
statim
A
kijk
B
meteen
C
over
D
altijd
1 / 30
Items in this lesson
Wat is de betekenis van:
statim
statim
A
kijk
B
meteen
C
over
D
altijd
Slide 1 - Quiz
Wat is de betekenis van:
filia
filia
A
zuster
B
vrouw
C
eiland
D
dochter
Slide 2 - Quiz
Wat is het meervoud van filia?
A
filiae
B
filii
C
filia
D
filies
Slide 3 - Quiz
Tot welke groep behoort filia?
A
groep 1
B
groep 2
C
groep 3
Slide 4 - Quiz
Wat is de betekenis van:
audire
audire
A
horen
B
zien
C
ruiken
D
lachen
Slide 5 - Quiz
Wat is de betekenis van:
equus
equus
A
vriend
B
gelijk
C
paard
D
vier
Slide 6 - Quiz
Wat is het meervoud van equus?
A
equae
B
equi
C
equa
D
eques
Slide 7 - Quiz
Tot welke groep behoort equus?
A
groep 1
B
groep 2
C
groep 3
Slide 8 - Quiz
Waaraan kun je zien welk zelfstandig naamwoord tot groep 3 behoort?
Slide 9 - Open question
Wat is de betekenis van:
errare
errare
A
zwerven
B
trekken
C
binnengaan
D
verzamelen
Slide 10 - Quiz
Tot welke stam hoort errare?
A
a-stam
B
e-stam
C
i-stam
D
mk-stam
Slide 11 - Quiz
Slide 12 - Slide
De vriendin helpt het meisje.
A
De vriendin
B
helpt
C
het meisje
Slide 13 - Quiz
Joachim ziet Indy op de gang.
A
Joachim
B
ziet
C
Indy
D
de gang
Slide 14 - Quiz
Achter de boom kust het meisje stiekem de jongen.
A
boom
B
de jongen
C
stiekem
D
het meisje
Slide 15 - Quiz
Het beeld van Mercurius viel op de grond.
A
Het beeld
B
Mercurius
C
de grond
D
er is geen LV
Slide 16 - Quiz
Ik lees altijd graag een spannend boek.
A
ik
B
graag
C
een spannend boek
D
er is geen LV
Slide 17 - Quiz
In het weekend slapen mijn kinderen vaak uit.
A
het weekend
B
mijn kinderen
C
vaak
D
er is geen LV
Slide 18 - Quiz
Slide 19 - Slide
De docent is vandaag vrolijk.
A
De docent
B
vandaag
C
vrolijk
D
er is geen nd
Slide 20 - Quiz
Het vogeltje zit hoog in de boom.
A
Het vogeltje
B
hoog
C
in de boom
D
er is geen nd
Slide 21 - Quiz
Loek is vandaag de jarige job.
A
Loek
B
vandaag
C
de jarige job
D
er is geen nd
Slide 22 - Quiz
Anna en Vera zijn al in het klaslokaal
A
Anna en Vera
B
al
C
het klaslokaal
D
er is geen nd
Slide 23 - Quiz
Moeilijk is deze les niet.
A
Moeilijk
B
deze les
C
niet
D
er is geen nd
Slide 24 - Quiz
Slide 25 - Slide
Het vogeltje zit hoog in de boom.
A
Het vogeltje
B
hoog
C
in de boom
D
er is geen nd
Slide 26 - Quiz
In het weekend slapen mijn kinderen vaak uit.
A
het weekend
B
mijn kinderen
C
vaak
D
er is geen LV
Slide 27 - Quiz
Joachim ziet Indy op de gang.
A
Joachim
B
ziet
C
Indy
D
de gang
Slide 28 - Quiz
nominativus
accusativus
Onderwerp
Lijdend Voorwerp
naam-
woordelijk deel
BwB
(na een vz)
Slide 29 - Drag question
Welke vragen heb je nu nog over les 3?
