14/06/2023 Herhaling H5

1 / 14
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 14 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Welkom!

Doe je telefoon in de telefoontas
Leg al je boeken op tafel
Ga rustig op je plaats zitten



Slide 2 - Slide

Tien minuten stillezen

Slide 3 - Slide

Herhaling

Slide 4 - Slide

Wat gaan we doen vandaag?
- herhaling
 


Slide 5 - Slide

Uitleg theorie 
Aanwijzend voornaamwoord & vragend voornaamwoord 

Slide 6 - Slide

Aanwijzend voornaamwoord 
Een aanwijzend voornaamwoord (aanw.vnw) wijst iets of iemand aan:
  • Morgen gaan we naar die film en daarna naar dat leuke restaurant.
  • Heb je deze schoenen al gepast?

De meeste aanwijzend voornaamwoorden gebruik je bijvoeglijk, het staat dan voor een zelfstandig naamwoord:
  • Het woord - dit / dat -> dit proefwerk 
  • De woord - deze / die -> deze vrouw 

Slide 7 - Slide

Aanwijzend voornaamwoord 
Dit, dat, die en deze kan ook zonder zelfstandig naamwoord gebruikt worden (zelfstandig dus): 
  • Dat was leuk! Kunnen we dit nog een keertje doen?
  • Mooie sneakers, die wil ik ook! 

Alle aanwijzend voornaamwoorden:
  • deze, die, dit, dat, zo'n, zulke, dergelijke, dezelfde, hetzelfde 

Slide 8 - Slide

Vragend voornaamwoord 
Een vragend voornaamwoord (vrv) vraagt naar personen en dingen:
  • Wie is dat?
  • Welke boeken heb jij dit jaar gelezen?

Het kan zowel zelfstandig (wie ben jij?) als bijvoeglijk (welke boeken heb jij gelezen?)

Er zijn vier vragende voornaamwoorden: wie, wat, welk(e) en wat voor (een)

Slide 9 - Slide

Vragend voornaamwoord 
Het staat vaak vooraan de zin, maar kan ook aan het begin van een bijzin staan:
  • Ik vraag me af wie mij vannacht gebeld heeft?
  • Weet jij wat voor rekenmachine het snelst is?

Vragende voornaamwoorden verwijzen altijd naar iets of iemand. Andere woorden aan het beginnen van een vragende zin zijn dus geen vragende voornaamwoorden!

Slide 10 - Slide

Werken aan de opdracht
Wat? Bingo! Luister goed naar de zin en vervolgens het woord dat ik herhaal. Schrijf dat woord bij de juiste woordsoort op jouw kaartje. Heb je bingo? Geef dat dan aan, ik controleer dan jouw kaartje 
Hoe? Zelfstandig maar je mag overleggen
Tijd? Totdat iemand bingo heeft!
Vragen? Steek je hand op



Slide 11 - Slide

Bingo
  1. De zonsondergang over de glinsterende oceaan was adembenemend mooi en vulde de lucht met een betoverende mix van warme tinten.                          
  2. Zij rende vrolijk door het park, genietend van de frisse lucht en de zonnestralen op haar gezicht.
  3. Die prachtige villa, gelegen op de top van de heuvel, bood een adembenemend uitzicht op het glinsterende meer en de majestueuze bergen in de verte.
  4. Welke ongelooflijke prestatie heeft zij geleverd om zo'n belangrijke prijs te winnen en de erkenning van haar vakgenoten te verdienen?







Slide 12 - Slide

Bingo
  1. Na een lange en vermoeiende dag op het werk, voelde ik de dringende behoefte om te ontspannen, dus ben ik naar huis gegaan, heb ik mijn favoriete boek gepakt en ben ik in mijn comfortabele fauteuil gaan zitten, waar ik me helemaal kon verliezen in de betoverende wereld van de literatuur.







Slide 13 - Slide

Huiswerk

Geen huiswerk 

Succes met de toetsweek! 

Slide 14 - Slide