Trappen van vergelijking hoofdstuk 4 klas 4M

Trappen van vergelijking
1 / 16
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Trappen van vergelijking

Slide 1 - Slide

Doel
Ik kan /weet:

Wanneer ik als of dan moet gebruiken bij de trappen van vergelijking

Slide 2 - Slide

Theorie
Er zijn drie trappen van vergelijking: 

de stellende trap
de vergrotende trap 
de overtreffende trap

Slide 3 - Slide

De stellende trap
De stellende trap schrijf je zo simpel mogelijk:

Voetballen vind ik leuk.
Mijn broertje is dapper.

Slide 4 - Slide

De vergrotende trap
De vergrotende trap maak je door -er of -der achter het woord te zetten:
Basketballen vind ik leuker.

Mijn moeder is dapperder.

Slide 5 - Slide

De overtreffende trap
De overtreffende trap maak je door het voor het woord en
 -st achter het woord te zetten:

Volleyballen vind ik het leukst.

Ik ben het dapperst.

Slide 6 - Slide

Als en dan?
Je gebruikt als bij een stellende trap.
Ik vind voetbal net zo leuk als basketbal.
Mijn broertje is even dapper als ik.


Je gebruikt dan bij een vergrotende trap.
Ik vind volleybal leuker dan voetbal.
Ik ben dapperder dan mijn moeder.

Slide 7 - Slide

Ik of mij?
Hij is groter dan ik/mij.
dan ik

  Mijn hamster heeft jou vaker gebeten dan ik/mij.
dan mij


Slide 8 - Slide

Deze trui vind ik mooi/mooier als/dan die.

A
mooi/als
B
mooier/als
C
mooi/dan
D
mooier/dan

Slide 9 - Quiz

Boontjes vind ik net zo lekker/lekkerder als/dan doperwten.

A
lekker/als
B
lekker/dan
C
lekkerder/als
D
lekkerder/dan

Slide 10 - Quiz

Onze televisie is even groot/groter als/dan jullie televisie.

A
groot/als
B
groot/dan
C
groter/als
D
groter/dan

Slide 11 - Quiz

Mijn scooter rijdt snel/sneller als/dan die van jou.

A
snel/als
B
snel/dan
C
sneller/als
D
sneller/dan

Slide 12 - Quiz

groot is:
A
stellende trap
B
vergrotende trap
C
overtreffende trap

Slide 13 - Quiz

Mooist is:
A
stellende trap
B
vergrotende trap
C
overtreffende trap

Slide 14 - Quiz

Liever is:
A
stellende trap
B
vergrotende trap
C
overtreffende trap

Slide 15 - Quiz

Nu jullie
Maak Taalverzorging hoofdstuk 4:

opdracht 14 t/m 20

Slide 16 - Slide