Semana 22 Unidad 3 Lección 3 Tareas domésticas (2)

¡BIENVENIDOS!
1 / 24
next
Slide 1: Slide
SpaansMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

¡BIENVENIDOS!

Slide 1 - Slide

Objetivos Doelen
En esta clase... In deze les...

1. ... repito decir quién hace las tareas domésticas herhaal ik te vertellen wie welk klusje doet
2. ...aprendo a decir qué tareas domésticas (no) me gustan leer ik te vertellen welke klusjes ik (niet) leuk vind




Slide 2 - Slide

Vocabulario Unidad 2
Je hebt twee minuten om in stilte en zelfstandig
de overhoring te maken!

Slide 3 - Slide

Vocabulario Unidad 2
Wissel je blaadje met een klasgenoot. 
Pak een andere kleur pen en kijk na!
8 / 9 / 10 punten = 1 bonuspunt op de toets :)

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

La prueba
La prueba es el 26 de junio (miércoles 1a hora):

¿Qué tengo que estudiar?
  • Vocabulario: lista SP-NL en NL-SP
  • Gramática: LT p. 58- 59 (alles) en aantekeningen
  • Leer ook de mapa mental (LT p. 60-61) of maak eventueel je eigen mindmap!


Slide 6 - Slide

LT p. 57 - Tareas domésticas
Ejercicio 4

¿Qué dos cosas hace el chico? ¿Cuál es una tarea doméstica? 

¿Por qué ganas libertad si compartes las tareas domésticas?

Slide 7 - Slide

LT p. 57 - Tareas domésticas
Ejercicio 5

Wie doet de klusjes van blz. 56 (ej. 2) bij jou thuis? Schrijf het eerst op in het Nederlands. 
(Dit mag kort, bijv. "koken - papa")

Slide 8 - Slide

Verbos regulares 






Welke werkwoorden van ej. 2 vervoeg je ook op deze manier?
ordenar
opruimen
yo - ik
- jij
él/ella - hij/zij
nosotros - wij
vosotros - jullie
ellos/-as - zij
ordeno
ordenas
ordena
ordenamos
ordenáis
ordenan
ik ruim op
jij ruimt op
hij/zij ruimt op
wij ruimen op
jullie ruimen op
zij ruimen op

Slide 9 - Slide

Hacer Doen / Maken
Het werkwoord hacer is een 
onregelmatig werkwoord. 
De ik-vorm is namelijk niet haco
wat je zou verwachten, maar hago
De rest is regelmatig.

(LT p. 59 - onderdeel C)


Slide 10 - Slide

Poner Leggen / Zetten
Het werkwoord poner is ook een onregelmatig 
werkwoord. De ik-vorm is hier niet pono, wat je zou 
verwachten, maar pongo. De rest is weer regelmatig. 

Het heeft superveel vertalingen, zoals leggen, zetten,
plaatsen, aanzetten en dekken (de tafel dekken).

(LT p. 59 - onderdeel C)

Slide 11 - Slide

Verbos sombrero Hoedjeswerkwoorden
Werkwoorden zoals hacer en poner worden ook wel
hoedjeswerkwoorden genoemd, omdat alleen de ik-vorm, 
dus de bovenste vorm, anders is.

Er bestaan nog veel meer hoedjeswerkwoorden. 
Salir is er nog eentje. Dat betekent weggaan

Slide 12 - Slide

Verbos irregulares (LT p. 59C)
poner
zetten / leggen
hacer
doen / maken
yo - ik
- jij
él/ella - hij/zij
nosotros - wij
vosotros - jullie
ellos/-as - zij
pongo
pones
pone
ponemos
ponéis
ponen
hago
haces
hace
hacemos
hacéis
hacen

Slide 13 - Slide

Tareas domésticas 
Yo pongo la mesa, mi madre pasa la aspiradora y mi hermano saca la basura.

Hoe zit dat bij jou?

Slide 14 - Slide

LT p. 57 - Tareas domésticas
Ejercicio 5

Noteer alles wat je net in het NL hebt opgeschreven (de klusjes die je ouders/broers/zussen/jij thuis doen/doet)
in het Spaans!
timer
5:00

Slide 15 - Slide

Welk klusje doen jouw ouders thuis?Maak een hele zin in het Spaans.

Slide 16 - Open question

Welk klusje doe jij thuis? Maak een hele zin in het Spaans.

Slide 17 - Open question

Deberes Huiswerk
Maak uit het LE:
  • p. 60, ejercicios 4, 5
  • p. 61, ejercicio 6
  • p. 62, ejercicio 8,9
  • p. 63, ejercicio 10

Klaar? Extra opdracht :)

Slide 18 - Slide

Tareas domésticas (LT 57)
Welke klusjes vind je leuk en welke niet?

Me gusta  + een huishoudelijk klusje (heel werkwoord!)
No me gusta  +  een huishoudelijk klusje (heel werkwoord!)

Me gusta cocinar. 
No me gusta poner la mesa.                                  Hoe zit dat bij jou??

Slide 19 - Slide

¡Hasta luego!

Slide 20 - Slide

Repaso de la clase pasada
Hoe zeg je in het Spaans...
  1. de tafel dekken
  2. Ik dek de tafel.
  3. het bed opmaken
  4. Ik maak het bed op en mijn moeder dekt de tafel.
  5. moeten
  6. Mijn broer moet zijn kamer opruimen.
  7. Mijn vader en ik moeten stofzuigen.

Slide 21 - Slide

LT p. 56 - los colores 
De kleuren zijn bijvoeglijk naamwoorden. Die passen zich dus aan aan het woord waarover ze iets zeggen. 




Kijk goed naar de vormen die de kleuren kunnen hebben!
el sillón rojo
la silla roja
los sillones rojos
las sillas rojas
la pared marrón
las paredes marrones

Slide 22 - Slide

Proyecto - una casa ideal
  1. We werken in groepjes van twee of drie.
  2. Ontwerp jullie droomhuis. Maak een plattegrond, een dwarsdoorsnede en eventueel tekeningen van verschillende kamers. 
  3. Teken ook de meubels en andere delen van de inrichting. Ontwerp een tuin of terras.
  4. Bereid een korte presentatie voor waarin jullie vertellen wat er allemaal is in het huis. 
  5. Vrijdag presenteren enkele groepjes hun project!

Slide 23 - Slide

Describir una casa
Beschrijf dit huis zo uitgebreid mogelijk. Noem bijvoorbeeld:
Is het groot/klein?
Hoeveel ramen zijn er?
Hoeveel kamers zijn er?
Welke?
Welke meubels zijn er?
timer
10:00

Slide 24 - Slide