Sector: winkel (nieuwe woorden: boek: vaardigheden, fouten maken)

Taalklas
Dinsdag
1 / 34
next
Slide 1: Slide
EconomiePraktijkonderwijsLeerjaar 2

This lesson contains 34 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Taalklas
Dinsdag

Slide 1 - Slide

Wat is de datum van vandaag?

Slide 2 - Open question

welk seizoen/jaargetijde is het?

Slide 3 - Open question

Taalklas
Werken in een winkel (herhaling)
Boek: Taak D ik los het op
Numo

Slide 4 - Slide

Werken in de winkel - vaardigheden

Slide 5 - Slide

vaardigheid = competentie

Slide 6 - Slide

Vaardigheden:
op tijd komen
doorzetten
samenwerken
snel werken
beleefd zijn

Slide 7 - Slide

Taken
tafel opruimen
prullenbakken legen
vakken vullen
wc schoonmaken

Slide 8 - Slide

Taken moet je doen
competenties/vaardigheden kun je leren
(en beter in worden)

Slide 9 - Slide

Waar ben jij goed in?

Slide 10 - Open question

Welke competentie hoort bij:
Koffie en thee rond brengen?
A
De leerling is vriendelijk en beleefd
B
De leerling heeft een joggingbroek aan
C
De leerling luistert niet
D
De leerling word afgeleid

Slide 11 - Quiz

een taak van een logistiek medewerker is:
A
voetballen met de goederen
B
verkopen van goederen
C
laden en lossen van goederen
D
goederen kapot maken

Slide 12 - Quiz

Wat is zijn taken?
A
Een supermarkt
B
Alles wat de winkelmedewerker doet
C
Het beroep dat iemand in de winkel heeft
D
Je salaris/loon/geld dat je krijgt

Slide 13 - Quiz

Kennis van het menu
A
Taak
B
Vaardigheid/ competentie

Slide 14 - Quiz

Snel en nauwkeurig werken
A
Taak
B
Vaardigheid/ competentie

Slide 15 - Quiz

Geduldig zijn
A
Taak
B
Vaardigheid/ competentie

Slide 16 - Quiz

blz 234

Slide 17 - Slide

Door stage leer je:
Werken voor een baas
Samenwerken
De Nederlandse taal verbeteren.
Contact maken met nieuwe mensen. 
Kleine problemen oplossen.

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Strip:
 samenlezen: blz 235/236

Slide 20 - Slide

Transportmiddelen in de winkel

Slide 21 - Slide

Wat zijn transportmiddelen eigenlijk?

Slide 22 - Open question

Transportmiddelen...

Dus... we kennen de

- pompwagen

- het kledingrek

-  de winkelwagen

- de steekwagen

Slide 23 - Slide

De pompwagen wordt vooral veel gebruikt voor
A
het oppompen van de banden
B
het verplaatsen van pallets
C
het bewaren van lege goederen (emballage)
D
het inruimen bij de afdeling Zuivel

Slide 24 - Quiz

pompwagen

Slide 25 - Slide

Een kledingrek is handig om de kleding...
A
mooi aan te bieden voor de klanten
B
te presenteren aan klanten en op te bergen
C
handig om mee naar huis te neen
D
met korting te verkopen

Slide 26 - Quiz

kledingrek

Slide 27 - Slide

de winkelwagen en winkelmandje zijn bedoeld voor...
A
klanten
B
leveranciers
C
werknemers
D
klanten en werknemers

Slide 28 - Quiz

winkelwagen

Slide 29 - Slide

Wat is een NADEEL bij het gebruikmaken van een steekwagen?
A
je krijgt snel ongelukken
B
goederen hebben snel schade door de schep
C
je moet behoorlijk sterk zijn voor het gebruik
D
een steekwagen verbruikt veel benzine

Slide 30 - Quiz

steekwagen

Slide 31 - Slide

Een rolcontainer gebruik je...
A
om de vrachtwagen te lossen
B
om te lossen en in de winkel (voor vullen)
C
als container voor het afval
D
voor het milieupark

Slide 32 - Quiz

rolcontainer

Slide 33 - Slide

FIFO Vullen (herhaling)

Slide 34 - Slide